FeatureTranen stromen binnenwaarts: post traumatische stress in Burundi

Tranen stromen binnenwaarts: post traumatische stress in Burundi

Reading Time: 7 minutes

Na de genocide volgt de worsteling met trauma en verlies als een onzichtbare oorlog

Net als in Rwanda leeft in Burundi het etnisch geweld tussen Hutu’s en Tutsi’s voort in de hoofden van overlevenden. Er wordt nauwelijks over gesproken, en mensen zoeken naar manieren om de littekens van trauma en verlies te laten helen.

Het liefst was Dieudonné (42) ook gestorven. Zijn ouders, zijn oudere broer, zijn vrienden, ieder van hen was dood, vermoord omdat ze Hutu waren. In de wereld die achterbleef, lijken de doden gezegend. „Het valt me niet makkelijk dit te vertellen”, zegt hij en maakt met zijn hand een snijdend gebaar langs de zijkant van zijn buik. „Ze sneden mijn moeder open met een kapmes. De soldaten zeiden: ‘je moet eerst lijden voordat we je doodschieten’.” Helene, zijn zusje van zeven jaar, had toegekeken en Dieudonné later over de moord verteld. Die was er zelf niet bij omdat zijn ouders hem een paar maanden voordien uit het gezin hadden gezet om van de straat te gaan leven. De stem van Dieudonné stokt, zijn ogen worden nat. „Dit gebeurde lang geleden, het was 1993, maar de beelden bleven mij en mijn zusje achtervolgen. We hadden geen leven.”

Afrikaanse oorlogen laten zich gemakkelijk boekstaven door het hoge aantal slachtoffers: de honderdduizenden doden. Maar de gruwel is misschien wel het grootst voor de miljoenen nabestaanden, daders en slachtoffers. De wrede strijd tussen Hutu’s en Tutsi’s is bekend van de genocide in Rwanda in 1994. Buurland Burundi, waar de bevolking 85 procent Hutu en 14 procent Tutsi is, draagt een soortgelijke geschiedenis met zich mee. De oorlog is voorbij, maar de pijn nog niet geleden.

Het geweld was intiem. Tienduizenden moordenaars doodden niet op afstand met kogels en bommen, maar van dichtbij in persoonlijke confrontaties met kapmessen en knotsen met bespijkerde knoppen. Buurman tegen buurman, moeders tegen elkaars kinderen, mannen tegen hun echtgenotes. Een half miljoen mensen werd gedood door de verscheidene rondes van etnisch geweld in het lange bloedspoor van Burundi sinds de onafhankelijkheid in 1962. De grootste slachtpartij kwam in 1972, toen Hutu’s tegen het Tutsi-bewind rebelleerden, waarbij vrijwel alle goed opgeleide Hutu’s werden geëlimineerd. Nadat Tutsi-soldaten in 1993 de Hutu president Melchior Ndadaye hadden doodschoten, brak tussen Hutu’s en Tutsi’s een burgeroorlog uit met opnieuw ruim honderdduizenden slachtoffers. Kan je dan als natie nog vreedzaam verder?

Niet geheelde scheidslijnen

Na de dood van zijn ouders werkte Dieudonné zich op van straatjongen tot student. Nu geeft hij les in het opvangcentrum Oeuvre Humanitaire pour la Protection et le Developpement de l’enfant en Difficulté  (OPDE). Dat ligt aan de voet van de heuvels van Bujumbura en verzorgt vakopleidingen voor de duizenden straat- en voormalige rebellenkinderen. De overheid verbiedt het centrum nachtelijke slaapplaatsen aan te bieden voor de daklozen. „Dan trek je er te veel aan”, schampert directeur T.

Armoede en oorlog, het sociale weefsel is er door vernietigd. „De menselijkheid is afgenomen, mannen grijpen in hun woede direct naar een hakmes. Als je eens hebt gedood blijft het makkelijk om te doden”, zegt hij. „Mensen kunnen niet meer op elkaar bouwen, zeker als je tot de andere groep behoort.”

Wat ligt er in het verschiet na een genocide, als het fysieke lijden is geëindigd en de overlevenden het leven proberen op te pakken? In modderige kampen met blauwe tenten van de Verenigde Naties hielden internationale hulporganisaties jarenlang honderdduizenden Burundese ontheemden in leven. Bij hun terugkeer organiseerde de overheid berechtingen noch verzoeningspogingen. Het land speelt liever verstoppertje met zijn verleden, uit vrees dat niet geheelde scheidslijnen weer zichtbaar zouden worden, en er worden geen nationale herdenkingen gehouden.

Verzoenen gaat over traumaverwerking, er is sprake van een gemeenschappelijk probleem, waar individuele oplossingen voor nodig zijn. In de westerse psychologie wordt aangenomen dat de genezing van de pijn van de herinneringen een terugkeer is naar dat verleden. Maar de Burundezen lijden in stilte, het land telt slechts vier psychiaters, in 2007 nog slechts één, 48 zijn er in opleiding.

Op de heuvels van Bujumbura ligt het Centre Neuro Psychiatrique,  in de woonwijk Kamenge waar de ouders van Dieudonné woonden. In dit katholieke centrum met rode bakstenen, zitten patiënten met gespannen spieren op houten bankjes te wachten op hun dagelijkse therapie. Therapeut V. (48) geeft ze potlood en papier om hun ouders te tekenen.

„Na het einde van de oorlog begon in de hoofden van de mensen een koude oorlog”, vertelt hij. „Slachtoffers komen nog steeds daders tegen, moordenaars mijden nabestaanden, terugkerende ontheemden treffen op hun akkers degenen aan die hun familie met kapmessen te lijf gingen. Dat creëert nieuwe psychoses. De patiënten in onze kliniek komen veel uit de gebieden waar de gewelddadigheden het hevigst waren. Daar plegen veel bewoners zelfmoord, soms tientallen in enkele weken. We zijn een zieke samenleving.” Zijn patiënten leveren hun tekeningen in. Op de aangrijpendste werken staan in grillige vormen alle gedode familieleden van de tekenaar afgebeeld.

Psycholoog P. (41) bekijkt de sloom uit hun ogen kijkende patiënten die langs haar kantoortje terug schuifelen naar hun verblijfplaats. Zij werd geboren tijdens de burgeroorlog. „Met de penetrante geur van lijken tot in het diepste van je longen, met beelden op je netvlies van door granaten uiteenspattende mensen, met de herinnering aan wegversperringen waar slachtoffers verstijfd wachten op hun afslachting, die gruwelen brandmerken de hersenen van ieder kind”, vertelt ze. Afstand nemen, rationaliseren, luidt haar advies, probeer de slechte beelden te vervangen door de goede, een moord door een bruiloft, een explosie door een afstudeerfeestje. „Als je dat te veel inspanning kost, als je niet in staat bent de moordenaar van je vader te aanschouwen, moet je misschien maar gescheiden op een andere heuvel gaan wonen, zoals sommige Hutu’s en Tutsi’s nu doen.”

Tranen stromen binnenwaarts

Overal aan de kant van de weg van Bujumbura noordwaarts naar de stad Cibitoke hangen jongeren, veelal teruggekeerde vluchtelingen, doelloos rond. In de verte op de bergtoppen plegen boeren met hun spades roofbouw op de laatste stukjes vacante grond, soms met een klimtouw om het middel gebonden.

N., werkzaam in een psychiatrische kliniek in Cibitoke vertelt over vier vrouwen die zich de afgelopen dagen hebben gemeld wegens seksueel geweld in de familie. „Overmatig drank- en drugsmisbruik, familieruzies, prostitutie, overvallen op voedselkiosken, al dit asociale gedrag komt door armoede”, stelt hij vast.

Oorlog, corruptie en de vlucht van de middenstand hebben in Burundi, het armste land van Afrika, geleid tot extreme armoede. Die verenigt, maar misschien verbergt ze ook het trauma van de oorlog. De titel van een boek van Pacifique Irankunda, een Burundees die is opgegroeid tijdens de oorlog, luidt: De tranen van een man stromen binnenwaarts.  „Hier wordt geaccepteerd dat je niet over trauma’s praat”, legt N. uit. „Het is gevaarlijk, je moet toegeven wat je gedaan hebt. Dus praat je mee met je etnische groep, of je nu slachtoffer bent of dader. Het huidige leven is door armoede al traumatisch genoeg.”

Na de zwarte bladzijden van hun geschiedenis raakten Burundi en Rwanda gemilitariseerd, niet alleen in de omgangsvormen, ook in de politiek. In Bujumbura zagen inwoners in 2015 weer honderden lijken op straat. De regeringspartij van president Evariste Ndayishimiye houdt er een moordende jeugdmilitie op na, die na een mislukte coup door Tutsi-officieren met hakbijlen door de straten trok en de carrousel van etnisch geweld opnieuw aanzwengelde.

In een betere wijk van Bujumbura, in een villa aan een met kinderkopjes belegde straat, komen op een zondagmiddag muzikanten, schrijvers en filmers in een studio bijeen. Voor Hutu’s en Tutsi’s onder deze kunstenaars lijken etnische tegenstellingen geen barrières op te werpen.

Wij Burundezen vertellen nooit de waarheid, openen ze het gesprek. „Daarom kent onze taal zo veel metaforen”, legt dokter en cartoonist Arnaud Badogomba uit, eufemismen voor niet kwetsend taalgebruik „Wanneer een moeder haar kind slaat, roept ze uit: ‘huil niet’. Je gevoelens laat je nooit zien.” Zijn vriend Alain Ingabire tokkelt op een gitaar en smaalt: „Burundezen zinnen of op wraak of worden schizofreen. Maar in onze studio geven we mensen de kans hun geest open te stellen.”

Arnaud Badogomba

Nieuwe wereld

Badogomba schept in zijn cartoons beelden van verzoening. Zoals toen lang geleden mensen een paar druppels van hun bloed vermengden, dat in bier gooiden en opdronken om hun geschillen bij te leggen. Op de muur schilderden ze Le Petit Prince.

„Hij vloog naar een andere planeet om de beste bloem te vinden en toen hij die niet vond, keerde hij terug om zijn eigen bloem te koesteren”, zo legt Badogomba het boek van Antoine de Saint-Exupéry uit. „Probeer je situatie te verbeteren, zoals wij hier doen, vlucht niet naar een andere planeet. Wij artiesten creëren een nieuwe wereld.”

Dieudonné durfde pas twee jaar geleden een herdenkingsceremonie voor de moord op zijn familie te organiseren. Zijn zus Helene kon die moed niet opbrengen en bleef weg. Iedereen huilde, urenlang. „Iedereen heeft iemand nodig”, zegt hij. „Ik probeer weer humane gedachten te ontwikkelen.”

In de pogingen tot rationalisering van zijn hersenschimmen begon hij in te zien dat hij niet het enige slachtoffer was. „Zowel Hutu’s als Tutsi’s zijn gedood, dat besef geeft me de kracht door te gaan. Vlak na de dood van mijn ouders vatte ik nog niet hoe wij allen gewond raakten van binnen, hoe moeilijk het is om vrede te vinden. Maar nu moet er een generatie opstaan die zich bevrijdt van dat verleden.”

Op een dag pakte hij de auto en nam zijn kinderen mee naar het Plein van de Onafhankelijkheid. „Daar had ik op straat geslapen. Mijn zoon zag zo’n straatjongen en zei: ‘Papa, kijk uit, dat is een dief.’ Ik zei: mijn kind, misschien zijn ook zijn ouders vermoord.”

In verband met de gevoeligheid van het onderwerp is op verzoek van de geïnterviewden niet hun volledige namen gebruikt.

Met dank aan Lidewyde Berckmoes van het Afrika-Studiecentrum Leiden die onderzoek doet naar de intergenerationele gevolgen van oorlog in Burundi.

Dit artikel verscheen voor het eerst in NRC op 20-12-2024

Koert Lindijer
Koert Lindijer
Koert Lindijer has been a correspondent in Africa for the Dutch newspaper NRC since 1983. He is the author of four books on African affairs.

Leave a reply

Please enter your comment!
Please enter your name here

Laatste artikels

Gerelateerde artikelen

Geverifieerd door MonsterInsights