Oost Afrika is het nieuwe wingewest voor de jacht op energiebronnen. Zuid Soedan, waar sinds 1999 olie wordt gewonnen, heeft na Nigeria en Angola de grootste reserves bezuiden de Sahara. In Oeganda zijn sinds 2006 reserves ter waarde van 2,5 miljard vaten ontdekt en zal commerciële productie in 2018 beginnen. In het Keniase Turkana gewest is tenminste 1 miljard vaten ontdekt door het Anglo/Ierse Tullow Oil met mogelijk 10 miljard aan reserves, de commerciële productie zal rond 2018 beginnen. Volgens plannen zal voor vele miljarden dollar een netwerk van oliepijplijnen in de regio komen te liggen.
In Turkana werden bovendien vorig jaar enkele ondergrondse meren gevonden met 250 miljard kubieke meters water, genoeg voor zeventig jaar waterconsumptie van geheel Kenia. In maart kwam de financiering rond voor Afrika’s grootste windfarm met een capaciteit van 300 megawatts ten oosten van het Turkanameer(Kenia produceert jaarlijks 1600 mw). Onder de zeebodem buiten de kust van Tanzania en Mozambique liggen gasvoorwaarden die behoren tot de grootste ter wereld: drie biljoen kubieke meter aan bewezen voorraden.
Een reportage uit Turkana
Op de hobbelige hoofdweg komt de terreinwagen niet boven de 40 kilometer per uur uit. Sommige vrouwen en kinderen proberen de auto te latenstoppen door te smeken om voedsel en water. Hier in het afgelegen noordwesten van Kenia woont het Turkana-volk, in het minst ontwikkelde en het allerarmste deel van het land. Driekwart van de één miljoen Turkana’s eet uit de hand van hulporganisaties, nog geen 40 procent van de jongeren gaat naar school.
Toch staan er ingrijpende veranderingen op stapel in deze wrede omgeving van zand, stenen, rotsen en doornige struiken, waar geharde nomaden overleven. Door de vondst van grote olie- en watervoorraden in de bodem en door beoogde opwekking van windenergie staat Turkana aan de vooravond van een metamorfose.
„We worden het Midden-Oosten van Afrika”, jubelde een Keniaanse minister twee jaar geleden toen het nieuws over de vondst van de eerste oliebronnen naar buiten kwam.
Het eerste gehucht langs de weg heet Lokichar, de focus van de aanstaande verandering. Twee weerspannige geiten worden het restaurant van Mohamed Chacha binnengebracht voor het maal als één keer per dag een bus langskomt. „We koesteren hoge verwachtingen”, zegt de eigenaar. De zucht naar rijkdom heeft gelukzoekers naar dit stoffige dorp getrokken, dat tot voor kort slechts enkele stenen huisjes omvatte. Op de omliggende zandvlaktes hebben speculanten stukken land afgerasterd. Grondprijzen zijn vertienvoudigd.
In zijn kokende kantoortje kan Festus Lokucha, de bestuursambtenaar van Lokichar, nog nauwelijks bevatten dat hier „een Dubai” verrijst. „Ik probeer me voor te stellen hoe het straks wemelt van de Chinezen”, zegt hij, wijzend naar de trillende vlaktes.
Rond Lokichar deed het Anglo-Ierse olieconcern Tullow vier succesvolle boringen. „Ons probleem is de hooggestemde verwachtingen te temperen”, zegt bestuurder Lokucha. „We horen over Turkana’s die vrachtwagens tegenhouden en werk eisen van het oliebedrijf. Turkana’s krijgen laagbetaald werk bij Tullow, helaas zijn ze niet opgeleid voor de betere banen. Dat leidt tot spanningen.”
Op het terrein van het oliebedrijf mag bestuursambtenaar Lokucha niet komen. „Tullow heeft in de dorpjes ‘socialiseringsambtenaren’ benoemd. Die moeten verzet tegen het bedrijf voorkomen. Er is nog geen contact van vertegenwoordigers van het lokale bestuur en oliemensen. Ieder overleg geschiedt op regeringsniveau in de hoofdstad Nairobi.”
Zo is Tullow in de regio een bron van conflict geworden. Het schortte vorig jaar enkele weken de exploratie op toen een demonstratie tegen het bedrijf, georganiseerd door een jeugdleider en plaatselijke politici, dreigde te ontaarden in geweld.
Langs de weg door het eindeloze landschap naar de regionale hoofdstad Lodwar lopen schaars geklede stamkrijgers, bewapend met geweren. Een groepje vrouwen biedt zakken houtskool aan. „Er is geen ruimte meer”, klagen ze over de krimpende weidegronden. „Is het waar dat ze ons land gaan afnemen voor de oliewinning”, wil één van hen weten. „Waar moet ons vee dan grazen?”
Niemand weet wat hun te wachten staat. Sommige inwoners denken dat Tullow bakolie gaat winnen. Velen vrezen dat oliewinning en veeteelt – de belangrijkste economische activiteit – niet samengaan. De besluiten vallen heel ver weg in de hooglanden bij Nairobi. „Horen wij dan niet bij Kenia? Gaat de vondst van olie enig voordeel voor ons opleveren”, luidt het refrein in alle gesprekken.
„We worden afgeschilderd als dom en primitief”, ageert de jeugdleider Samuel Lomodo in Lodwar. Hij leidde vorig najaar de betogingen tegen Tullow. Hij wil dat het bedrijf scholen en ziekenhuizen gaat bouwen en wegen aanleggen. „Die oliejongens brengen een bliksembezoek aan onze kralen en dorpjes, en slachtten kamelen voor ons. Denken ze nu echt dat ze ons daarmee rustig houden?”
Veel Turkana’s dragen nog met kralen bestikte dierenvellen, steeds meer jongeren afzakkende spijkerbroeken. Jeugdleider Lomodo komt voor alle Turkana’s opkomen. „Als Tullow en de regering in Nairobi denken Turkana’s tegen elkaar te kunnen opzetten, dan komt ze bedrogen uit”, tiert hij. „Wij jongeren zullen de strijd aanvoeren tegen de olielui en tegen corrupte politici die zich laten opkomen.”
Ook David Eteyo, lid van het regionale parlement, zegt dat de Turkana’s moeten profiteren van de grondstoffen in hun gebied. De regering in Nairobi had met Tullow een verdeelsleutel bedacht voor de opbrengsten van 80 procent voor de nationale overheid en 20 procent voor het regionale gewest Turkana. Na protest in het regionale parlement wordt nu opnieuw gekeken naar die verdeling.
Maar ook al gaat er meer geld naar Turkana stromen, dan blijft de vraag of de oliewinning niet eerder een vloek dan een zegening zal blijken te zijn voor het gewest. Regionaal ambtenaar Jospeh Epuu van het gewestelijke ministerie van Bodemschatten van Turkana, wijst op de situatie in de Nigerdelta van Nigeria. Daar raakte de bevolking gemilitariseerd door strijd om olie-inkomsten. „Hier in Turkana waren we al gemilitariseerd voordat de olie werd ontdekt. Ik verwacht toenemende conflicten tussen veehouders onderling, tussen Turkana’s en het naburige Pokotvolk en tussen een kleine elite van Turkana’s in Lodwar en de veehouders in de bush.”
Niet alleen over de olie dreigt strijd te ontstaan, waarschuwt ambtenaar Epuu. Ook de ondergrondse watervoorraden en de aanleg van windparken kunnen gemakkelijk een bron van regionale spanningen worden. „Oeganda eist een deel van het water, omdat een Oegandese rivier naar Turkana stroomt. Zuid-Soedan wil een deel van de olie in een betwist grensgebied. En een district ver van een geplande windfarm eist een aandeel omdat de wind daar vandaan komt.”
Is olie nog een abstracte substantie voor de meeste Turkana’s, voor water voeren ze dagelijks strijd. In de woonwijk Norad, genoemd naar een Noorse hulpgroep, knalt tussen een wirwar van wegwijzers voor tientallen hulporganisaties een groot boord eruit met een afbeelding van een vredig op een donzen kussen dromende dame met ontkroest haar. Reclame voor het eerste luxehotel van Lodwar. Zo’n zacht kussen valt moeilijk te associëren met het grillige Turkana waar mensen hun hoofd ter ruste leggen op houten nekstoeltjes. Maar met water, wind en olie nadert die weelde snel.
Iets verderop pronkt een zeeblauw geverfd gebouwtje met zonnepanelen om het water naar boven te pompen. Een lange rij geiten doorkruist de kurkdroge vlakte, kindjes spelen in het mulle zand, een wervelwind woedt aan de horizon. Vierhonderd meter onder de grond ligt hier een gigantisch meer dat Turkana gaat omtoveren. Het dorpshoofd houdt de wacht. “De olie mogen de buitenstaanders van mij houden”, zegt hij, “maar dit water is van ons. We gaan er mals groen gras mee laten groeien voor onze beesten”.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in NRC Handelsblad op Vrijdag 27 juni 2014