Het aantal ebolapatiënten in West-Afrika neemt af. Maar het zal nog een hele klus zijn om de epidemie volledig uit te bannen. Epidemioloog Ger Steenbergen werkt als gezondheidsdeskundige op de Nederlandse ambassade in Ghana. Vorig jaar reisde hij veelvuldig in het door ebola getroffen Liberia en Sierra Leone.
Steenbergen verwacht de laatste patiënt in juni, maar hij waarschuwt voor zelfgenoegzaamheid. „We zijn er nog niet. Iedere patiënt met verdachte symptomen moet worden getest. Als er ook maar één geval over het hoofd wordt gezien, begint alles van vooraf aan. Iedereen moet nog steeds uit de buurt blijven van zijn zieke buurman, want in potentie is die levensgevaarlijk. Instinctmatig op een humane wijze voor een zieke zorgen blijft onmogelijk”.
Ebola komt sinds 1976 voor, maar deze epidemie is uniek. „Bij vorige uitbraken in en rond de wouden in Centraal-Afrika stierf het virus vanzelf uit door de geïsoleerde ligging van de getroffen dorpen. Dat gebeurt nu niet, want in Liberia, Siërra Leone en Guinee waren er gelijktijdig uitbraken in dorpen, steden en sloppenwijken. Nooit eerder heeft op een dergelijke schaal een ebola-epidemie gewoed.”
Vanaf het begin is de bestrijding verkeerd aangepakt. Bij het drielandenpunt van Liberia, Siërra Leone en Guinee rond het plaatsje Guéckédou begon een jaar geleden de uitbraak. Médecins sans Frontières (MSF) was het eerst ter plekke en hanteerde een draaiboek dat gebaseerd was op eerdere uitbraken in afgelegen gebieden in Congo. Dat scenario bleek niet van toepassing op de drukke handelsroutes bij Guéckédou. „Volgens het draaiboek werden de patiënten geïsoleerd. Maar je kunt in Afrika niet zomaar mensen uit hun huis halen, ze in een interneringskamp plaatsen vol verpleegkundigen in maanpakken, om ze vervolgens zonder enige rituelen onder de zoden te schuiven, zonder dat familieleden afscheid kunnen nemen. Daarom viel de bevolking het kamp van MSF aan en bevrijdde ze de patiënten. Achter op brommers, op vrachtwagens of in bussen weken ze overal naar uit. Daarna vonden opeens overal uitbraken plaats.”
In de beleving van vele West-Afrikanen bestaat de wereld uit goede en slechte geesten. Zuiveringsceremonies zijn van groot belang om een overledene terug te voeren naar de magische wereld van de voorvaderen. De epidemie legde de kloof tussen inwoners en regeringen bloot.
„Tijdens mijn vele reizen ben ik de afgelopen maanden op enorm wederzijds wantrouwen gestoten. De overheid vindt de bevolking dom omdat die niet wil luisteren, de bewoners noemen de regering een groepje corrupte klootzakken. Die tegenstelling is het onderliggende probleem waarvan het virus gebruikmaakte. Daardoor kon ebola zich zo snel verspreiden.”
In het begin kwamen de regeringen helemaal niet in actie. Buitenlandse hulpverleners arriveerden laat, ontbeerden kennis over cultuur en geloof, en kozen voor een medische aanpak. „Niemand luistert naar de bewoners. Daarom worden de medische interventies niet gewaardeerd door de bevolking en moesten de autoriteiten met de politie aan hun zijde de epidemie bestrijden. Gezondheidswerkers zijn heel goed in het praten tégen patiënten, in plaats van praten mét patiënten.”
De inwoners reageren vijandig op de autoriteiten en hulpverleners. Ze voelen zich niet begrepen en trekken zich terug in hun rituele en mystieke wereld. Door de communicatiekloof is geen kennisoverdracht mogelijk. „Ongelofelijk dat we na zo veel jaren ontwikkelingssamenwerking nog steeds niet in de gaten hebben dat we naar de mensen moet luisteren”, zegt Steenbergen met verbazing. „Buitenlanders roeien het virus uit, en geven de bevolking slechts een rol als toeschouwer. Ze zien een medisch probleem en lossen het op een louter medische manier op.”
Het virus heeft niet alleen dood maar vooral ook angst gezaaid. „In de niet-Afrikaanse wereld heerst de angst om te sterven door ebola. Maar de mensen in de getroffen gebieden maken zich zorgen dat ze na de dood gaan zweven. De familie van overledenen heeft de angst dat door het weglaten van begrafenisrituelen de geesten van de doden ontevreden zijn. Patiënten zijn doodsbang straks als geest te gaan dolen zonder aan te komen in het rijk van de voorvaderen. Dat is een heel ander soort angst dan Europeanen ervaren. In beide gevallen is sprake van blinde paniek en reden voor irrationeel gedrag.”
Net als hiv/aids sprong het ebolavirus over van dier naar mens in de jungles van Afrika. Het ebolavirus duikt straks weer onder in het weelderige groen: gevaren blijven loeren in de wouden, met vleermuizen die over lange afstand als koerier fungeren. Verstoringen van het milieu vormen de aanzet tot epidemieën. „Mensen dringen steeds meer de wouden binnen en kappen er bomen. Het menselijk ecosysteem graaft zich in in ecosystemen van dieren. Zo komen we in aanraking met nieuwe pathogenen. Met wie je omgaat, raak je besmet.”
Het gebied rond Guéckédou waar het ebolavirus van zijn dierlijke gastheer oversprong naar mensen, staat bekend om illegale goudwinning. Duizenden goudzoekers trokken tot voor kort de maagdelijke wouden in. Hier kwamen ze in aanraking met geïnfecteerde apen of vleermuizen.
Wat zou de volgende grote ziekte kunnen zijn? „Ook al dooft deze epidemie, het reservoir voor ebola blijft bestaan. Mede daarom moet je fragiele staten als Liberia en Sierra Leone niet aan hun lot overlaten. Deze landen vormen een vruchtbare voedingsbodem voor epidemieën, met een weinig weerbare bevolking. De jungle herbergt waarschijnlijk nog veel meer riskante ziektekiemen. Het is wachten op de volgende gevaarlijke epidemie.”
Dit stuk verscheen op 6-2-2015 in NRC-Handelsblad