Afrika zit al een goede tien jaar in een stroomversnelling. Slaperige hoofdsteden veranderen in toeterende metropolen, eens ondoordringbare delen van het platteland worden toegankelijk voor ontwikkeling. De belangrijkste gangmaker voor verandering is de zakenwereld en niet de politieke klasse, zoals de nationalistische leiders een halve eeuw geleden geloofden. Noch gaf “civil society“ de doorslag, zoals westerse donoren twintig jaar geleden dachten. De politici zitten vaak nog vast in oude patronen van stammenstrijd of andere vormen van sektarisme om te kunnen vernieuwen. Teleurgesteld met inefficiënte overheden waren westerse donorlanden twintig jaar geleden hun zinnen gaan zetten op de “civil society”. Welke rol speelt dit netwerk van burgergroepen nog bij de veranderingen?
In Oost Congo, Mali of Somalië raakten de politici en militairen hopeloos verstikt in crisissen, te incompetent om een oplossing te bieden. Een ieder die zoekt naar een uitweg uit de stagnatie zal geheid de vraag stellen: hoe sterk is de “civil society“? Kunnen burgergroepen voldoende tegengas bieden aan losbandige militairen, zelfzuchtige tycoons en amateuristische politici in manke democratieën? Vormen ze een tegenwicht voor de moslimfundamentalisten in Somalië of Mali? Of voor de snel groeiende disco/christo en happy/clap evangelistische sektes en kerken in Nigeria Congo en Kenia? Binnen het stamverband werden vroeger de sociale, spirituele en vaak ook economische zaken geregeld. Maar naarmate de stam als nucleus verdwijnt, bepalen steeds meer de religieuze groepen de onderlinge banden en houden de mensen bijeen. Met het gevaar dat deze groepen hun aanhangers manipuleren.
In het strak bestuurde Ethiopië legde de regering de burgergroepen aan banden. Want naar de smaak van de overheid brachten ze met behulp van hun buitenlandse sponsors te veel liberale waarden Ethiopië binnen. De burgergroepen legden bij de verkiezingen in 2005 de grondslag voor de eerste politieke opening sinds honderden jaar. In een natie waar de heerser eeuwenlang gelijk stond aan God, moedigden hun veldwerkers voor het eerst kritiek aan onder arme boeren. Zo zaaiden ze het mosterdzaad voor verandering. Onbedoeld werkten ze aan een electorale nederlaag van een regime, dat na de verkiezingsuitslag dan ook onmiddellijk de deuren weer sloot voor de frisse wind.
In Congo heerst de wetteloosheid. De penis wordt al jaren ingezet als wapens door regeringsleger, milities en rebellen. Dokter Mukengere van het ziekenhuis Panzi in Bukavu verzuchtte in 2007 tegen me: “Ik heb allerlei actiegroepen ingeseind, er worden lijvige rapporten geschreven door burgergroepen, maar de verkrachtingen gaan onverminderd door”“. De dokter kreeg zijn zin: Door gigantisch veel publiciteit gevolgd door een bezoek van Amerika´s Hillary Clinton aan Oost Congo staat seksueel misbruik nu bovenaan de agenda.
Drie jaar later verschijnt er teleurstelling op het gezicht van een hulpverlener in Oost Congo als ze hoort dat ik over verkrachtingen ga schrijven. ““Er bestaat te veel aandacht voor verkrachtingen, ten koste van ander leed”, zucht ze. Verkrachtingen zijn, om in journalistentaal te spreken, dus een sexy onderwerp geworden. Aandacht door Congolese burgergroepen voor verkrachtingen levert donorgeld op. Leed kan goede handel zijn in Oost Congo. Moeders hebben het spel door en vertellen hun dochters zich op te houden bij groepen mannen. Om later compensatie te eisen wegens “verkrachting”.
Kenia heeft een sterke “civil society“. Mede dankzij de agitatie door burgergroepen bestaat er een vrije pers. Talrijke onderzoeksgroepen controleren de machthebbers. Doen vertegenwoordigers een poging om van binnenuit de politiek te hervormen, dan wacht echter mislukking. Toen John Githongo van Transparancy International na een verkiezingsoverwinning in 2002 van de oppositie onderminister van corruptiebestrijding werd, kreeg hij geen vat op de corrupte elite en gooide de handdoek in de ring.
Deze maand kreeg de “civil society“ van Afrika een nieuwe prachtkans om haar nut te bewijzen. In Somalië werd de academicus Hassan Sheikh Mohamud tot president gekozen. Hij is de godfather van de Somalische burgergroepen. Hij werkte bij het Center for Research and Dialogue (CRD), het Somali Institute of Management and Administration Development (SIMAD) en het Somali Civil Society Forum. Een beter CV is haast niet mogelijk voor het door krijgsheren en politici verziekte Somalië. Door zijn werk “aan de basis” moet de nieuwe president een scherp oog hebben gekregen voor de cynische machtspolitiek. Maar Hassan Sheikh Mohamud onderhoudt ook goede banden met islamitische fundamentalisten.