Op vrijdag 22 maart overleed in Amerika de Nigeriaanse auteur Chinua Achebe. In 2010, 50 jaar na de onafhankelijkheid van Nigeria, sprak ik met hem in Amerika.
“Ik ben teleurgesteld over het resultaat van de onafhankelijkheid een halve eeuw geleden”. Chinua Achebe spreekt zachtjes en zorgvuldig, poëtisch en profetisch. Hij zit in een rolstoel in zijn huis bij de Amerikaanse Brown Universiteit, zijn ballingsoord in Amerika. Een kleine man met een grote uitstraling. We scharen ons rond zijn etenstafel met uitzicht op de weelderige tuin. Hij vangt me met zijn diepbruine ogen. Achebe is fragiel en scherpzinnig.
De gedachten van de Nigeriaanse auteur dwalen naar de laatste jaren van het kolonialisme, toen hij zijn klassieker Things fall apart schreef. De vreugde van de bevrijding verschijnt op zijn gelaat. “Ik was vol verwachtingen. Als een kind dat op Kerstmis wacht. We hadden nooit onafhankelijkheid geproefd. Niet sinds de Britten aan onze kusten verschenen en verklaarden dat we geen Nigerianen waren, zoals we dachten, maar door Groot Brittannië beschermde onderdanen”.
De in 1930 geboren Achebe stamt uit een tijd dat Afrikanen op zijn best als “onafgemaakte Europeanen” werden gezien. Door Afrikanen geschreven literatuur was onbekend; blanke schrijvers bepaalden de visie op Afrika. De Britse krant de Times riep het boek Mister Johnson van Joyce Cary uit tot “de beste roman ooit over Afrika”, een boek met Afrikanen als “jaloerse wilden die als muizen en ratten leven”. En op school las Achebe Prester John van John Buchan met de beruchte zinsnede: “Dat is het verschil tussen blank en zwart: de gave van verantwoordelijkheid”.
Things fall apart is een triomf van tegenstellingen: een gedenkteken voor een tribale cultuur door een auteur wiens vader een bekeerling tot het christendom was en een bestrijder van Afrikaanse religies. Een roman die geschiedenis maakte over een man die Okonkwo heette die de geschiedenis niet kon bijhouden. Een document over een ongeletterd Ibo volk met prachtig taalgebruik en metamorfoses, geschreven in het Engels, de taal van de ondrukker die de cultuur van de Ibo’s verachtte.
“Ghana is the name we should proclaim”. Achebe zingt en zijn ogen glinsteren. Hij verontschuldigt zich dat op de Onafhankelijkheidsdag van Ghana in 1957 het mooier klonk. “Ik herinner me de dag heel goed, het is een heldere herinnering. Ik woonde in Nigeria, in Lagos. Er was niets georganiseerd, spontaan bleven we allemaal op om rond middernacht het moment te vieren dat Afrika’s eerste staat onafhankelijkheid werd. Ze speelden een prachtige highlife melodie”.
Nigeria moest nog drie jaar wachten. “Ghana was ons voor, hoe graag wij ook de beweging voor vrijheid in Afrika hadden willen leiden. Er waren meningsverschillen tussen de verscheidene delen van het land en het Noorden zei nog niet klaar te zijn voor de onafhankelijkheid. Ik denk niet dat er veel landen zijn geweest die vrijheid werd geboden maar weigerden. Dat waren voortekenen van Nigeria’s onzekere toekomst. Het was allemaal vaag maar we waren vol vreugde”.
“Okonkwo genoot grote faam in alle negen dorpen en tot in de weide omtrek”, begint Things fall apart. De wereld was nog klein. De komst van de missionarissen rond 1857 in Iboland in zuidoost Nigeria bleek een even tumultueus tijdsgewricht als de onafhankelijkheid vijftig jaar geleden. De hoofdfiguur Okonkwo belichaamt de deugden en beperkingen van een aflopende cultuur. Hij is een man zo oud als het verhalenvertellen zelf in Afrika. Heldendaden maakten Okonkwo groot, hij blinkt uit in strijd en confrontatie. Maar hij is hulpeloos tegen de moderne tijd en de overtuigingskracht van de missionarissen.
Het optimisme na de onafhankelijkheid kreeg in 1963 een deuk door de eerste staatsgreep, de militaire coup in het kleine Westafrikaanse staatje Togo waarbij president Sylvanos Olympio werd afgezet en vermoord. “Wat de geschiedenis heel duidelijk aantoont is dat als je één keer een coup tolereert er een nieuwe zal volgen”. Achebe pleit als medicijn tegen instabiliteit voor een goed opgeleide elite, “hoewel dit tegenwoordig een vies woord is. Olympio was niet zomaar een leider, hij sprak Engels, Frans en Duits”. Elites zijn een noodzaak, om leger, staat en bedrijven te leiden. Hij schreef zelfs een boos boekje over Nigeria’s hopeloze leiders. “De vraag is niet of elites nodig zijn, maar of ze eerlijk of onecht zijn. Het heeft Afrika de afgelopen vijftig jaar aan goed leiderschap ontbroken. We kweken geen goede leiders en laten slechte leiders ons hun wil opleggen”.
In Things fall apart vertelt een stamgenoot Okonkwo: ”De blanke is heel slim. Hij arriveerde heimelijk en vreedzaam met zijn religie. We vermaakten ons met zijn domheid en stonden hem toe te blijven. Nu heeft hij onze broeders aan zijn kant gekregen en onze clan kan niet langer als eenheid optreden. Hij heeft een mes gezet in de dingen die ons samenhielden. We vallen uiteen”. Nigeria viel uiteen in 1967 met de oorlog in Biafra. Het was de eerste grote oorlog op het continent na de onafhankelijkheid. De Ibo’s, met twintig miljoen zielen een van de drie grootste bevolkingsgroepen van Nigeria, probeerden zich af te scheiden. Het regeringsleger vocht terug en maakte geen onderscheid tussen burgers en strijders. Er vielen tussen de één en twee miljoen doden. Achebe sloot zich aan bij de opstandelingen en hielp in 1969 de Grondbeginselen van Republiek Biafra opstellen. Hij schrijft nu een autobiografisch boek over de oorlog die hij “genocide tegen de Ibo’s” noemt.
“Laat je eenmaal geweld toe, zeker in een jonge staat, dan raak je de controle erover kwijt”. De oorlog in Biafra was een gevolg van Nigeria’s eerste en uiterst bloedige coup in 1966 die werd geleid door jonge Ibo officieren. Hierop volgde een al even bloedige tegencoup en wraaknemingen op grote schaal tegen Ibo’s. “Deze jonge officieren dachten ten onrechte dat ze Nigeria’s problemen met het geweer konden oplossen”, hekelt Achebe de Ibo coup. “De meeste officieren waren goed opgeleid en teleurgesteld over hoe Nigeria de kansen van de onafhankelijkheid verkwanselde. Ze zagen de incompetentie en de corruptie aan de top. Maar een verandering in de samenleving moet worden gemaakt met een sterk gevoel voor humaniteit en werkelijkheid, niet met fantasie”.
De koloniale erfenis was niet bestand tegen de chaos die volgde. In de jaren zeventig en tachtig volgde coup na coup en de eenpartijstaat deed zijn intrede. De Afrikaanse staten hadden de bestuursvormen van de blanke heersers overgenomen, inclusief symbolen als Britse pruiken en toga’s, en Franse cavalerietenues. Wat ontbrak was een sterke overheid, een geschoolde bevolking, een middenklasse, een vrije pers, een onafhankelijke rechterlijke macht en democratische partijen. “Brits kolonialisme was geen democratie maar een onopgesmukte dictatuur. De Britten beweren dat ze ons het Westminster model van parlementaire democratie hadden geleerd en dat wij het hebben verprutst. Hoe absurd! Je kunt ook zeggen dat je iemand leert zwemmen door hem in het woestijnzand te laten rollen”.
Na de vloed van militaire interventies in de eerste dertig jaar is Afrika’s politiek nu stabieler. Het meerpartijensysteem is terug en er vinden verkiezingen plaats, meestal niet altijd even eerlijk maar politici moeten er meer moeite voor doen om aan de macht te komen en te blijven dan vroeger. “Ik denk niet dat veel Nigerianen nu nog de premier of president willen doodschieten”, zegt Achebe.
Afrika’s jongeren raken teleurgesteld in de politiek. Verkiezingen in Nigeria blinken uit door schaamteloze fraude, uitslagen worden bekend gemaakt nog voor kiezers hun stemmen uitbrachten. Resultaat: Nigeriaanse jongeren halen cynisch hun schouders op over democratie en komen niet in opstand.”De dag waarop de bevolking de kandidaat uitjouwt die zich ten onrechte tot winnaar heeft uitgeroepen, is nog ver weg. We zijn er nog niet en misschien zijn we soms op de foute weg. Cynisme valt te begrijpen maar niet te gedogen. Het verlies van hoop kan nooit het antwoord zijn”. Okonkwo ergert zich aan het gebrek aan verzet van zijn stamleden. Hij voert dorpelingen aan om de kerk van de missionarissen in brand te steken. Hij vermoordt een soldaat. Om arrestatie door de koloniale autoriteiten te voorkomen, pleegt hij zelfmoord. Het verhaal van Okonkwo en de dorpelingen van heinde en verre die hem kenden, van de Ibo’s en van de Afrikanen, wordt vanaf nu niet meer door henzelf verteld. De nieuwe verhalenverteller in Things fall apart is de koloniale bestuurder. Die overweegt een alinea aan de ondergang van Okonkwo te weiden in zijn boek: “The pacificatie van de primitieve stammen van beneden Niger”.
“Jullie goden leven niet, ze zijn stukken hout en steen”, had de witte missionaris in Things fall apart gezegd. Kan Afrika worden begrepen zonder erkenning van de geesteswereld? Afrikanen leven in de zichtbare en de onzichtbare wereld. Ook nu gaan politici en voetbalmanagers te rade bij marabouts en spirituele dokters, in Benin geldt voodoo als staatsreligie en in menig Afrikaanse roman lopen realiteit en spiritualiteit feilloos door elkaar. Achebe ergert zich aan de vraag. “Wat heeft Afrika met magie te maken”, valt de schrijver uit. Schaart hij zich aan de zijde van de missionaris? “Lang heeft de wereld geloofd dat Afrikanen opereren niet zoals andere volken, maar op basis van magie. Ik geloof niet in dergelijke veralgemenende oordelen. De indruk dat Afrika is gebaseerd niet op logica maar op magie is onjuist.”
Achebe is gespleten. Zijn vader hielp de Afrikaanse heiligdommen verbrandden, probeerde familieleden voor het christendom te winnen en stuurde zijn zoon naar een koloniale elite school. Achebe rehabiliteert in zijn romans de tradities die zijn vader hielp vernietigen. Enige tijd later in het gesprek komt hij op zijn uitval terug. “Als we ons volmaakt willen voelen, moeten we plaats in ons leven vinden voor de geestenwereld. In Afrika zijn we meer dan in Europa bezig met het spirituele.” Afrikanen moeten hun eigen verhalenvertellers zijn. “De essentie van al de problemen die Europa heeft gehad met zijn visie op Afrika is de simpele vraag van Afrikaanse humaniteit: zijn ze wel of niet zoals wij?” Hij hekelt Joseph Conrad en diens Heart of Darkness wegens gebrek aan humaniteit voor de Afrikaan, hij kritiseert de filosoof, theoloog en missionaris Albert Schweitzer die zei: “De Afrikaan is inderdaad mijn broer, maar wel mijn kleine broertje”. Het valt Achebe moeilijk Afrika te herkennen in de beschrijving van het continent in de Westerse media: “Het aanzien van Afrika is geschaad. De verzinsels in de media, ze zijn grof en oneerlijk voor Afrikanen en onnodig. Het zal nog heel lang duren voor daar verandering in komt”.
In een sfeer van tintelende jeugd en eindeloos optimisme nam in 1962 Achebe in Oeganda deel aan de eerste conferentie van Afrikaanse schrijvers, met James Baldwin, Wole Soyinka, Christopher Okigbo, Leopold Senghor en vele anderen. Afrikaanse talen kunnen zingen. Spreekwoorden zijn de palmolie waarmee woorden worden gegeten. Het zelfvertrouwen straalde van de eerste lichting Afrikaanse schrijvers af. Voldeed de taal van de voormalige koloniale heersers om hun gedachten en gevoelens weer te geven? De schrijver Obi Wali had in zijn essay “De dood van de Afrikaanse literatuur?” betoogd dat de Afrikaanse ervaring niet in Europese talen viel vast te leggen. De Keniaanse schrijver Ngugi wa Thiong’o noemde het gebruik van Engels “geestelijke onderwerping”. Hij zou later louter in zijn eigen Gikuyu taal gaan schrijven. “Taal moet je vriend zijn”, vindt Achebe. Ibo legendes en proza van Dickens komen elkaar bij hem tegen, er razen twee ritmes in zijn hoofd. Achebe bleef in het Engels schrijven. En is nu bezig met de vertaling van Things fall apart in het Ibo.
Velen van de nieuwe lichting Afrikaanse schrijvers leven in het Westen. Een wrange voetnoot bij de bijeenkomst in 1962 in Oeganda. “We wonen in het buitenland en preken over thuis”, betreurt Achebe. “Ik ken Nigeriaanse kinderen die hun taal niet kunnen spreken. Iedereen uit de klas van mijn zoon destijds in Nigeria woont nu in Amerika of Engeland. Er is duidelijk iets erg fout met de situatie in Afrika”.
De in 1930 geboren Albert Chinualumogu Achebe behoort tot een beweging van idealisten en moralisten met grote invloed in de eerste jaren na de onafhankelijkheid. Hij staat bekend als de nestor van de Afrikaanse literatuur. Zijn politieke tijdsgenoten als Nnamdi Azikiwi(Nigeria), Julius Nyerere(Tanzania) en Kenneth Kaunda(Zambia) waren socialisten en humanisten. Nelson Mandela zei over Achebe: “Wij beiden, ieder in verschillende omstandigheden van blanke overheersing op ons continent, werden vrijheidsstrijders”. Mandela las de boeken van Achebe in gevangenschap en “in aanwezigheid van de schrijver vielen de gevangenismuren om”.
Achebe is een culturele krijger en Afrikaanse verhalenverteller. Uit medische noodzaak woont hij in Amerika sinds een auto-ongeluk in 1990 in Nigeria waarbij hij beneden zijn middel verlamd raakte. Hij werd bovenal bekend door Things fall apart uit 1958, een roman die leest als een biografie van Afrika op het keerpunt van de blanke kolonisatie. De roman werd in meer dan vijftig talen vertaald en verkocht 12 miljoen exemplaren in de Engelstalige wereld. Vrijwel iedere opgeleide Afrikaan heeft het gelezen en het boek staat op de literatuurlijst van nagenoeg iedere Afrikaanse scholier. Achebe schreef in totaal twintig boeken, vijf romans, korte verhalen, poëzie en essays. Wole Soyinka, landgenoot en winnaar van de Nobelprijs voor literatuur in 1986, noemde Achebes klassieker Things fall apart: “de eerste roman in het Engels die over het innerlijke van de Afrikaan spreekt, in plaats van hem neer te zetten als exotisch, zoals de blanke hem zou zien”.
Zeventig procent van de Afrikanen is jonger dan dertig jaar, velen groeien op in urbane gebieden waar Afrikaanse tradities geschiedenis zijn. Is het culturele nationalisme bepleit door de generatie van Achebe nog relevant in het moderniserende Afrika? De roep voor een liberale democratie is soms sterker dan het verlangen naar oude culturele waarden. Succesvolle jonge Afrikaanse schrijvers als Binyavanga Wainaina, Chris Abani, Uzodinma Iweala en Chimamanda Ngozi Adichie prijzen Achebe voor de grote invloed die hij op hen uitoefende. Abani noemt Things fall apart “onontkoombaar”. En de Keniase schrijver Parselelo Kuntai: “Achebe blijft relevant want hij is voor ons een schatkamer van het verleden. Zijn voortdurende aantrekkingskracht ligt in het feit dat we eerder of later allemaal nieuwsgierig raken en een vurig verlangen ontwikkelen naar wat ons Afrikanen werd ontzegd”.
Voor bespreking van zijn laatst gepubliceerde boek: http://koertlindijer.nl/heeft-biafra-ooit-bestaan/