De orde in de wildernis verandert door corona. “Vele generaties wilde dieren zijn opgegroeid met toeristenbusjes”, zegt James Sindiyo, hoofd van de 270 wildwachters in het Keniaanse wildpark Maasai Mara. “De leeuwenwelpen missen kennelijk de mensen en liggen langs de hoofdweg op de uitkijk voor een toeristenbusje”. Om te voorkomen dat de beesten de mensen ontwend raken laat de leiding van het reservaat iedere dag een paar auto’s rondrijden.
Bij de parkingang van het dorp Sekenani passeren doorgaans 200 voertuigen, vandaag zijn het er vier. Corona heeft het toerisme om zeep geholpen, de hotels in en rond het park staan leeg. Kenia ontving vorig jaar twee miljoen toeristen en reizigers. Het wegvallen van hun entreegelden veroorzaakt voor de Kenya Wildlife Service, de overheidsorganisatie belast met natuurbehoud, een uitdaging om de wildparken open te houden. Met de inkomsten worden beheer, rangers en materieel betaald. In totaal is 17 procent van Keniaans grondgebied ingericht als natuurpark. Sindiyo: „Dieren in het wild zijn ons nationale erfgoed. Kenianen kunnen zich nu gaan afvragen wat nog de rechtvaardiging is om zulke grote gebieden voor wilde dieren te reserveren.” Op die grond zouden ze immers ook kunnen wonen, aan landbouw doen of kuddes vee kunnen laten grazen.
De grashalmen tegen de voorruit van de terreinwagen belemmeren het zicht op gevaarlijke geulen en zompige moerassen. Gids Saruni Kasoe weet de richting maar niet de weg. Want die is verdwenen. Plots liggen er zeven volgevreten jachtluipaarden voor ons, hun uitpuilende buiken raken bijna de grond. Zij profiteren het meest van corona. “Zonder toeristen is het veel makkelijker voor hen om te jagen”, zegt Saruni. “Zie je hoe kalm te zijn? Op een gewone dag in de Maasai Mara zigzaggen tientallen busjes over de vlaktes, die hadden de jachtluipaarden al lang omsingeld en verjaagd”.
Jachtluipaarden leiden een delicaat bestaan in drukke wildparken. In tegenstelling tot leeuwen jagen ze bij zonsop- en ondergang en worden dan regelmatig de pas afgesneden door bezoekers. “Vóór corona zochten ze het liefst een prooi tussen de middag, als de toeristen lunchten in hun hotels. Nu eist de dierenwereld haar territorium weer op en herwon het jachtluipaard zijn vrijheid”, zegt Saruni. De wildwachters noemen deze jachtluipaarden de Vijf Musketiers.
Een uur later stuiten we op een troep van 22 luierende leeuwen. Ze heten de Leeuwen van de Zwarte Rots. Onze komst laat ze onberoerd. “En dat moet ook zo blijven, want als ze zich gaan verbergen, verliest de Maasai Mara zijn aantrekkingskracht voor toeristen”, vertelt Saruni. “Lang geleden liepen leeuwen en olifanten weg voor mensen, maar sinds het massatoerisme zijn intrede deed, is de bush niet meer als vroeger”. Het nauwgezet beheerde Maasai Mara, waar beesten worden geteld en benaamd, trekt jaarlijks bijna 300 000 toeristen.
De gnoes zullen ze niet missen. In de Maasai Mara voltrekt zich een van de wonderen van de natuur als rond deze tijd twee miljoen gnoes in lange slierten binnenstromen vanuit het aangrenzende Serengeti in Tanzania. Ze grazen de gele vlaktes af en de mannetjes vechten om de vrouwtjes. Op hun trektocht verder moeten ze de Mararivier over waar soms wel vijfhonderd toeristen op hen staan te wachten. “Het liefst steken ze over met slechts een paar duizend tegelijk”, vertelt wildwachter Sindiyo, “maar de toeristenbusjes jagen hen op en dan plonzen ze massaal in de rivier, bezorgen de krokodillen een feestmaal en de toeristen een paar spectaculaire foto’s”.
Zonder vakantiegangers keert het park terug naar een gelijkenis van zijn oorspronkelijke staat. Met alle 275 hotelletjes en tentenkampen gesloten trekken olifanten, die mensengeluiden haten, er de eetzalen binnen terwijl de apen die graag voedselwaren stelen juist wegblijven.
Sindiyo nam de afgelopen weken een kleine toename waar van het stropen. “Het gaat niet om het grote stropen door syndicaten van ivoor en neushoornhoren, maar om hongerige Maasai uit de omgeving die een gazelle of nijlpaard villen. Vaak betreft het studenten van wie de scholen gesloten zijn. Door de aanwezigheid van toeristen bleven stropers uit de buurt. Zo waren toeristen een last voor wilde dieren maar ook een verhulde zegen”.
Het verband tussen de bescherming van de wilde dieren en toerisme, en van wilde dieren en inkomen voor plaatselijke bewoners werkte zolang de bezoekers massaal toestroomden. Juist in de Maasai Mara profiteerde de leden van het Maasaivolk omdat ze grondeigenaren zijn van grootschalige wildgebieden rond het park. Het park zelf bedraagt 1500 vierkante kilometer maar in de nog veel grotere omliggende gebieden trekken eveneens wilde dieren rond. Gids Saruni voert me naar Maasai ouderen die met sippe gezichten praten over de impact van corona.
“Ik ga U de waarheid vertellen want ik ben te oud om te liegen”, begint de oude man Nkuyata Njapit. “Pas een kwart eeuw geleden zag ik voor het eerst witte mensen en dat maakte me bewust bij een wildpark te leven”. Vroeger bleef er weinig aan de strijkstok hangen voor de Maasai maar nu ontvangen ze huur van de tentenkampen en voor iedere overnachtende toerist tien euro. “Hoe moeten we nu onze leningen bij de bank betalen”, klagen de landheren van deze beschermde gebieden.
Vrijwel niemand in Sekenani draagt de in Kenia verplichte mondkapjes. Er is nog geen enkel geval van corona gesignaleerd. “Toch lijden we meer dan wie ook in Kenia aan de gevolgen van corona”, vervolgt Nkuyata Njapit zijn zwanenzang. “Wanhopige jongeren komen me vragen wat te doen. We hebben zoveel vragen, zo weinig antwoorden. Uit heel de wereld kwamen de toeristen hiernaartoe. Waar zijn ze gebleven? Is er een wereldoorlog uitgebroken?”.
Corona toont op pijnlijke wijze hoe de Maasai afhankelijk zijn geraakt van toerisme. De introductie van het massatoerisme ruim een kwart eeuw geleden zette hun archaïsche wereld op zijn kop. Saruni vertelt hoe als kind zijn geld verdiende met dansen. “We dansten voor een fooi in onze kralen. Vrouwen zongen nonsensliederen, niet onze liederen met morele lessen. Soms gingen toeristen op hun knieën voor een vermeend stamhoofd en offreerden een geschenk”.
Rond die zogenaamde “culturele boma’s” groeide bij de ingang van het park het dorpje Sekenani. Jongeren bouwden er stenen huizen, gingen naar school en velen verkochten hun vee. Het is er nu muisstil. Er zijn geen sieraden verkopende Maasai vrouwen, geen commerciële sekswerkers om de chauffeurs van de busjes te plezieren. Werkeloze jongeren gaan stropen en sinds enkele weken lopen er opvallend veel zwangere meisjes in het dorp rond. De pas kortgeleden begonnen moderne wereld vervaagt weer. “En toch, er is geen weg meer terug voor ons Maasai. We kunnen het niet meer stellen zonder toeristen”, zuchten de ouderen.
Saruni viel terug op het hoeden van zijn koeien in het park. “De dagen duren wel lang”, zegt hij somber “Zal ik je daarom nog maar een verhaal te vertellen? Toen God iedereen in de wereld had geschapen, vond hij in zijn grote doos nog wat reserveonderdelen. Daarmee zette Hij de gnoes in elkaar”. Het toerisme is een illusie, gebouwd op de droom van de ongerepte Afrikaanse natuur met al even wilde mensen. De fantasiewereld waarin Lion King werd geboren.
Dit verhaal verscheen eerder in NRC Hndelsblad op -7-2020
Alle foto’s van Koert Lindijer