Wachten op de besnijdenis van Steven Lemelen
Naar deze dag heeft Steven Lemelen jaren uitgezien. Zijn onnozele jeugd komt ten einde en de volwassenen zullen hem eindelijk accepteren als gelijke. Steven wordt op een groot feest van twee dagen geïnitieerd tot man. Hij is een Samburu. Alle stamleden zijn druk in de weer in de grote, speciaal voor de gelegenheid gebouwde kraal van honderd hutten in het ruige landschap van Noord Kenia. Een stokoude heer blaast op een gekrulde kudu hoorn, het aardse geluid een oproep voor overleg van alle mannen van de oudere generaties in het midden van de kraal. In een ander gedeelte zingen en springen bont uitgedoste jonge krijgers. Voor de ouderlijke hut scheert de moeder van Steven hem kaal. Steven staart naar zijn mobiele telefoon, die hier geen netwerk opvangt.
In deze kraal, nauwelijks aangeraakt door de wijdere wereld, vindt een verschuiving van de generaties plaats. De laatste grote initiatieceremonie was in 2007, daarvoor in 1990. Jonge mannen van dit herdersvolk verwerven na hun besnijdenis nieuwe rechten en plichten. Ze veranderen in krijgers en gaan de stam beschermen. Ook mogen ze meepraten op vergaderingen waar gemeenschapsbesluiten worden genomen en nooit meer hoeven ze de geiten te hoeden. Iedere leeftijdsgroep leeft in broederschap, als vijf vingers aan één hand, het hele leven aan elkaar geketend. Gemeenschapszin drijft de Samburu, niet individualisme. Zo gaat het sinds de heugenis strekt.
Steven Lemelen wacht op zijn beurt
Steven is al enkele weken niet meer alleen geweest. Afgezonderd van alle andere stamleden trok hij alleen met zijn leeftijdsgenoten op, hij ging samen met ze wassen in de rivier en kleedde zich in dezelfde zwarte schoudermantels van schapenhuid ingesmeerd met gebrande koeienpoep en schapenvet. Dat leven in een groep was hij en beetje ontleerd geraakt. Steven is een buitenbeentje want hij gaf zich de afgelopen jaren niet over aan de Samburu tradities maar gaf zijn leven op individuele wijze vorm. Steven ging naar school, een paar uur lopen verderop op de boomsavanne. Daarna volgde hij in de hooglanden van Kenia een lerarenopleiding. Intussen trokken zijn jongere broers wel met de koeien en kamelen rond, naar onherbergzame streken met leeuwen en hyena’s.
Als onbesnedene ben je onzeker. “In de opvatting van de Samburu’s ben je minderwaardig. Doe je een voorstel dan zal niemand het ooit accepteren. Er wordt om je gelachen, omdat er een worstje tussen je benen hangt en geen penis”, zegt Steven. Dertien jaar geleden achtte zijn vader hem net te jong voor de besnijdenis. Dat zat hem de afgelopen jaren verschrikkelijk dwars, soms overwoog hij zelfmoord. Hij is nu 27 jaar en een van de oudste die besneden wordt. “Het kolkte altijd in mijn hoofd. Iedereen nam je in de maling, je hoorde er niet bij. Het was verschrikkelijk”.
Steven nam drie maanden vrij van zijn opleiding voor dit feest. “Deze ceremonie gooit wel mijn studie stevig door elkaar”, lamenteert hij. “De laatste maanden moest ik steeds aan allerlei plichtplegingen voldoen, zoals vergaderingen van ouderen die ons levenslessen gaven. Ze leerden ons respect jegens ouderen te tonen en onder leeftijdsgenoten nooit ruzie te maken. En dat we de komende tien jaar niet meer bij onze moeders mogen eten”.
Een jaar geleden begonnen de eerste voorbereidingen. De ouderen volgden sindsdien nauwgezet de route van de maan, want de stand van het hemellichaam bepaalt de dag van de besnijdenis. De organisatie is aan de leeftijdsgroep die dertien jaar geleden het krijgerschap achter zich liet.
Kasao en Lelemewa behoren tot deze groep volwassenen en zijn beiden nu rond de veertig jaar. Ze kwamen met de auto en namen en paar dozen plastic handschoenen mee. “Wij stelden voor het dit keer voor het eerst door een chirurg te laten doen, maar de leeftijdsgroepen boven ons schoven ons voorstel terzijde”, vertelt Kasao. “Zij riepen een traditionele besnijder in. Ze vonden dat alleen iemand die volgens Samburu rites is gezegend het kan doen”.
De spanning stijgt tot een kookpunt in de kraal. De onbesnedenen trappelen om heen te gaan. Volgens de traditie moeten ze ieder met een eigen kalebas water halen uit een bron die niet nooit opdroogt. Maar de ouderen laten hen nog een uur wachten. Tot de kuduhoorn opnieuw klinkt. In een stofwolk stormen ze blootvoets weg. Oudere mannen gehurkt voor hun lage huisjes van koeienstront, afgedekt met dek plastic en soms aan de zijde met golfplaten, aanschouwen het tafereel melancholisch. ”Gosh, hoe lang was het geleden toen wij onder het mes gingen”, spreekt de één. “Oi joi joi, toen was Kenia geloof ik nog niet onafhankelijk”, merkt een ander op. Allen herinneren hun initiatie, sommigen laten een traan.
Na drie uur keren de onbesnedenen geformeerd in een zwarte kronkelende slang luid zingend weer. Ze raken nu helemaal buiten zinnen. Ze slaan op hol als ze toestemming krijgen het vee de kraal in te voeren. Stof waait op. Beschilderde krijgers in rode doeken van de vertrekkende generatie grijpen een hevig loeiende stier bij de horens en tappen bloed af uit zijn nekader. Voor straks, om na de ingreep het bloedverlies te compenseren.
Samburu’s zijn doorgaans ingehouden, emoties beheersen ze. Maar nu zijn ze gevangen door een soort epileptische aanval. De besnijder begeeft zich naar de eerste hut, waar een poedelnaakte jongen kaarsrecht voor de ingang op hem wacht. Een kakofonie van geschreeuw, gezang en geprevel verspreidt zich over de kraal. Wild rondslaande krijgers vallen in het stof, wit schuim in hun mondhoeken. Iedereen verdrinkt zich rond de hut, iedereen trilt. De harten kloppen in solidariteit. “Wees moedig”, murmelen ze. “Wij zijn hier ook doorheen gegaan”.
De onbesnedene staart stoïcijns voor zich uit, zijn gedachten in een andere wereld. Hij krijgt verdunde melk over zijn hoofd gegoten, zakt ineen op een koeienhuid en krijgt een ramvel onder zijn kont geschoven. Een lid van een aan hem voorafgaande leeftijdsgroep omklemt zijn rechterbeen, een ander het linker en weer een ander slaat zijn armen om zijn middel en drukt zijn hoofd neerwaarts. De besnijder hurkt voor hem, haalt het mesje uit de steriele verpakking en zet het in zijn voorhuid.
Zo gaat de besnijder met de menigte in het gevolg van hut tot hut. Hij moet in twee dagen 93 jongens besnijden, veel meer dan in 2007 toen er maar 37 onder het mes hoefden. De vader van Steven wacht op de beurt van zijn zoon, zuigend aan zijn tanden. De billen van Steven beven, zijn ogen wazen. Alleen de dorpsgek praat nog.
Steven Lemelen vlak voor zijn besnijdenis
Eindelijk is het zo ver. Steven zijgt ineen. Hij ontspant. Het mesje snijdt snel aan zijn geschrokken penis. Geen kik, geen spiertje in zijn lichaam beweegt. Een Samburu toont geen pijn, geen vrees, alleen trots.
Voldaan kijkt zijn vader hoe Steven als een slappe dweil de hut wordt binnengedragen. Een tante werpt de onverteerde inhoud van een schapenmaag over de hut. Een zegen. Bedeesd nestelt de familie van Steven zich in de schaduw van de boompjes. Na twintig minuten komt Steven naar buiten. “Het doet toch wel erg pijn”, fluistert hij tegen me, “heb je een pakje vruchtensap voor me?” Tradities schrijven voor dat hij de komende dagen geen water mag drinken, alleen bloed met melk.
Familielid dat eveneens werd besneden
Na een uur stappen alle besneden jongens weer fier rond. Iedereen loert aandachtig bij hen tussen de benen. Samburu mannen laten aan hun geslacht als een sik het ingesneden vel hangen. “Kun je niet vragen of de besnijder nog een keer terugkomt”, vraagt Steven misnoegd, “het ziet er niet zo mooi uit”.
Familielid dat eveneens werd besneden
De besnijder heeft inderdaad onzorgvuldig gewerkt. Een jongen trekt een doorn van een struik en prikt ermee in zijn penis, die maar niet stopt met bloeden. Met hun plastic handschoenen inspecteren de gemoderniseerde Kasao en Lelemewa hem. Kasao laat een verpleger uit een plaatselijke gezondheidspost roepen. Na een twee uur komt hij aan tuffen op zijn brommer. Om een hechting aan te brengen wil hij eerst een verdovende injectie toebrengen, maar de jongen weigert.
Met ontzag kijkt iedereen toe. “De besnijder weigerde eerst onze handschoenen te gebruiken, het zat hem maar in de weg. Wat een onwetendheid”, zucht Lelemewa. “Aiyaiyai”, zegt Kasao geschrokken. “We zijn allemaal Samburu’s, of we nu hier in de bush leven of op school. Onze cultuur heeft niets met godsdienst maar is wel erg spiritueel. We geloven heilig in deze initiatie. Maar de ceremonie is toch wel erg bruut. Misschien doe ik het bij mijn kinderen over dertien jaar stiekem in het ziekenhuis”.
de familie van Lonis Lemelen na de ceremonie
Alle foto’s van Koert Lindijer
dit artikel verscheen eerder in NRC Handelsblad op -5-2020