Een blonde, rood aangelopen Duitse trainer drukt zijn laarzen op de billen van een Malinese soldaat die gevaarlijk boven het zand uitsteken. „Platter, platter, zo zoeven de kogel niet over je hoofd”, zegt hij. Hij duwt vervolgens op de knieholten. „Nee, zo lukt het niet. Je moet een diepere kuil graven”.
Iets verderop maken andere Malinese soldaten op de boomsavanne bij Koulikoro onder begeleiding van een Spaanse expert een diep hol. „Ik zei jullie toch dat je er met zijn tweeën in moet passen, zo ben je niet veilig voor granaatscherven”.
Aan de voet van de Cobraberg waar met de zware regens spinnen, schorpioenen en slangen naar beneden stromen, leiden tientallen Europese soldaten het Malinese leger op. Evenals zo vele andere nationale instellingen in Mali bestaan de strijdkrachten eigenlijk alleen nog in naam. „Een verzameling non-combattanten en onderbetaalde militaire ambtenaren die hun salaris aanvullen met smokkel en drugshandel”, kenschetste een voormalige minster van Defensie eens het leger.
Hoe maak je daar weer een professionele strijdkracht van? In de afgelopen jaren deden Franse en Amerikaanse adviseurs een poging. Zonder succes. Toen vorig jaar eerst Touaregeparatisten en daarna moslimextremisten een offensief in het zanderige noorden begonnen, renden de officieren weg en lieten ze de gewone soldaten in verwarring achter.
„Of je nu op de Noordpool of in Mali soldaten traint, het maakt niet uit”, zegt de Duitse commandant Muller Cramer die dienst deed in Afghanisatan. „Kijk uit, je gaat op een landmijn zitten”, waarschuwt hij een vertaler, die vanuit het Duitse Engels in het Frans en het Bambara de bevelen doorgeeft. Hij wijst op een dunne draad gespannen tussen het struikgewas. Een valstrikbom. „Als ze dat beeld van een bom maar als een foto in hun hersenen opslaan, daar hebben ze straks misschien iets aan als ze in de Sahara vechten”.
Een leger zonder discipline en zonder organisatie en vol met corrupte officieren en generaals die hun functies verkregen omdat een van hun familieleden hoge rangen bekleedt. Een dergelijk leger vecht niet. In januari trokken de extremisten
naar het stadje Konna op. Ze arriveerden om zeven uur in de avond met de bus. „We werden door hen verslagen omdat we net zaten te eten”, zou hun commandant later zonder blikken of te blozen verklaren.
Dat betekende het startsein voor de Fransen om Mali binnen te vallen. Aan de gevechten om de moslimradicalen te verdrijven deden de Malinese soldaten vervolgens nauwelijks meer mee, hoewel voor de vorm de Fransen hen voorop lieten rijden als er een fotogelegenheid voor de pers werd gecreëerd.
Bij het kantoor van commandant Muller Cramer hangt een gemanipuleerde afbeelding van Albert Einstein. Die zegt: ‘Arbeid en hitte zijn shit in het kwadraat’. „De grootste uitdaging voor ons Duitsers hier is het klimaat”, vertelt hij. „Met temperaturen van veertig en soms vijftig graden ben je snel uitgeput. Maar ik ben er van overtuigd dat wij de beste training geven die het Malinese leger ooit heeft gehad”.
In privégesprekken uiten enkele trainers twijfels. „Het moreel is laag onder de Malinese soldaten”, zegt een van hen. „Maar wat wil je als een officier in de frontlinie een soldaat van lagere rang in een kuil achterlaat met slechts zes kogels. Ik zou dan ook vijf kogels op de vijand afvuren en vervolgens met de zesde me van kant maken. Ik verwacht niet veel van deze missie. Ik hoop dat na onze training van 3.000 soldaten de Malinese officieren niet meer weglopen bij het eerste schot en hun manschappen niet in de steek laten. Dan hebben we al een boel bereikt”.
Wat de Duitsers de Malinezen niet hoeven te leren is zingen. Ze krijgen van hun bevelvoerder opdracht in formatie te gaan staan. Een andere commandant roept een tegenstrijdig bevel. Bijna lopen de soldaten elkaar overhoop. Dan marcheren ze naar hun kampement van tenten. „We gaan terug naar het slagveld”, zingen ze met een stevig swing.
Dit verhaal werd gepubliceerd in NRC Handelsblad op 25-7-2013