Tienduizenden Europese toeristen komen jaarlijks naar Gambia terwijl duizenden Gambianen illegaal naar Europa gaan. Vooral het aantal Nederlanders is groot. “Blijven de Nederlandse en Britse vakantiegangers weg dan gaat de economie kapot”, zegt Marc van Maldegem, manager van het strandhotel Kombo bij de hoofdstad Banjul. Welkom aan “de lachende kust van Afrika”, zoals Gambia zich aanprijst bij toeristen.
Welkom in het meest onwezenlijke land van Afrika. Als een vinger in de kont van Senegal is het een gedrocht van de koloniale geschiedenis. Het kleinste land op het vasteland van Afrika is ook een van de armste en daarom zoeken Gambianen hun heil elders. “Ik trouw alleen met een Gambiaan in Europa, dan ben ik verzekerd van een goede toekomst”, vertelt een meisje in Bintang, een dorpje honderd kilometers landinwaarts.
Gambia met nauwelijks twee miljoen inwoners ontstond door competitie tussen de Franse en Britse koloniale grootmachten. De Fransen wilden het land, de Britten de rivier. “Ik schat dat niet meer dan en kwart van de bevolking vrij is, de rest verkeert in een staat van hopeloosheid en slavernij”, schreef in 1795 de Schotse ontdekkingsreiziger Mungo Park. Gambia kreeg bekendheid in 1977 met het boek en de tv serie Roots van de zwarte Amerikaanse schrijver Alex Haley over de slaaf Kunta Kinte.
Na de stichting van de kolonie in 1816 gebruikten de Engelsen Bathurst (het huidige Banjul) als bevoorradingspost en uitvalbasis om de in 1807 afgeschafte slavernij te onderdrukken. Plannen van Parijs en London mislukten om grondgebied in Afrika uit te wisselen. Zo werd in 1965 het onafhankelijke land Gambia geboren, een rivierstaat 24 kilometer op zijn smalst, 50 kilometer op zijn breedst en 470 km lang. Een experiment met de confederatie Senegambia in de jaren tachtig maakte ook geen einde aan het historische ongeluk van Gambia.
De economie draait om seks, drank en pinda’s. Voor slechts een paar honderd euro genieten goeddeels oudere Nederlandse en Britse toeristen tijdens de Europese winter in Gambia van het strand en kijken naar vogels in de mangrovemoerassen. “Hoe was de zon vandaag?”, vraagt steevast het personeel van Kombo Beach hotel aan de zonaanbidders. Marc van Maldegem beaamt dat een groot deel van de toeristen komt voor seks en drank. “We moeten daar niet te spastisch over doen”, zegt hij. “Ook in Zuideuropese toeristencentra komt dit voor. Het gaat vaak om eenzame Europeanen die hier liefde en genegenheid krijgen van de Gambianen”.
De politicus Ousaini Darboe was jarenlang opposant van Yayha Jammeh, de dictator met een superego die Gambia door zijn grillige gedrag de afgelopen weer weken even op de kaart zette. Adama Barrow benoemde hem tot zijn minister van buitenlandse zaken. Darboe noemt als een van de prioriteiten meer ontwikkeling van de toeristensector. Een kwart van de economie draait om toerisme, eenzelfde aandeel komt van remittances van migranten en de rest van de economie betreft bedrijven van Jammeh. Gambia exporteert vrijwel niets, zelfs geen aardnoten. Darboe wijt de migratie aan de slechte economie. “Gambiaanse migranten zonder werk moeten terugkomen. Maar niet allemaal tegelijk, dat zou problemen creëren”.
Chief Bakari Sisse in Bintang
De bevolking houdt zich in leven door landbouw en visserij. Alles draait net als vroeger om de rivier. In het dorpje Bintang zet stamhoofd Bakari Sisse zijn houten klapstoel onder een mangoboom om bescherming te zoeken tegen de zon. “Vroeger leefden we van de visserij en landbouw”, vertelt hij. “Maar de meeste jongeren zijn vertrokken naar Europa. Niemand bouwt nog boten en de vrouwen die vis verkochten zijn werkeloos. Van iedere familie ging wel iemand naar Europa”. Gambia kent van de hele West-Afrikaanse regio percentueel het hoogste aantal migranten. Volgens cijfers van de Internationale Organisatie voor Migratie(IOM) leeft 4,3 procent van de Gambianen in het buitenland. In Italië arriveerden vorig jaar bijna 12000 Gambiaanse migranten, dat is 0,63 van de bevolking.
Has Jasju is leraar op de basisschool van Bintang. Hij onderwijst zijn leerlingen over de gevaren van “de achterdeur”, de route door de Sahara en dan illegaal door Libië naar Italië. “Migratie is een besmettelijke ziekte geworden, een groepsdrang onder jongeren. Ik kan niet zwemmen, daarom ga ik niet”. Zijn collega bleek op een ochtend vertrokken. “Er wordt niet openlijk over gesproken maar in het geheim zamelen families geld in voor de tocht van hun kinderen. In sommige dorpen is vrijwel de gehele leeftijdsgroep tussen 19 en 35 jaar afwezig”.
De boer Musa Badjie woont in het dorp Block langs de Zeinab Jammeh snelweg, genoemd naar de vrouw van de vertrokken dictator. Zijn erf staat vol mangobomen. “Als de mango’s over twee maanden rijp zijn, laten we ze verrotten. Want er is geen fruit verwerkende industrie in Gambia”, zegt hij. Hij vult de magen van zijn uitgebreide familie met wat hij oogst op zijn akker van twee hectare. “In de nacht trekken we stiekem de bossen van Senegal in en kappen hout voor houtskool. Zo houdt Allah ons in leven. Iedere oudere bidt bij Hem om onze zonen naar Europa te laten vertrekken”.
Met een gemiddeld inkomen van een tot twee dollar per dag zochten Gambianen al langer naar kansen elders. “Vroeger zochten dorpelingen werk in Libië maar de chaos na de val van Gaddafi maakt dat onmogelijk”, zegt boer Badjie. De 27 jaar oude Lamin is vanwege de politieke onrust in de hoofdstad tijdelijk naar zijn geboortedorp vertrokken. Hij heeft een baan in de toeristensector, toch wil ook hij weg. “Jullie Europeanen begrijpen ons niet”, valt hij in de rede. “Wij jongeren moeten voor onze ouders zorgen en we willen zelf een gezin opbouwen. Dagelijks voelen we die druk”.
De beste vriend van Lamin heette Moloudi, een gids voor toeristen. Moloudi strandde drie jaar geleden bij zijn eerste poging in Libië, een jaar later probeerde hij het opnieuw. Hij verdronk op de Middellandse zee. “Toch was ik liever met hem meegegaan”, lamenteert Lamin, “want nu beschouwt iedereen in mijn dorp me als een mislukkeling. Het toerisme is goed maar een baan in Europa beter”.
Foto´s Johannes Dieterich
Dit verhaal verscheen eerder in NRC Handelsblad op 10-2-2017