Het was de eerste grote oorlog in het net onafhankelijke Afrika. Het was ook de eerste oorlog op televisie: beelden van bloed, ingewanden en afgerukte ledematen stroomden iedere avond over de hele wereld de huiskamers binnen en beïnvloedden de publieke opinie.
Het was ook het begin van de liefdadigheidsindustrie: Jean-Paul Sartre en John Lennon protesteerden en Joan Baez en Jimi Hendrix deden mee aan een benefietconcert. Artsen zonder Grenzen werd na de oorlog in Biafra opgericht in de hoop voortaan neutraal hulp te kunnen verschaffen.
‘De oorlog in Biafra heeft de loop van de Nigeriaanse geschiedenis veranderd. Een rampzalige ervaring die ook de geschiedenis van Afrika heeft veranderd,’ schrijft de Nigeriaanse schrijver Chinua Achebe in There was a country. De in 1930 geboren Achebe is de nestor van de Afrikaanse literatuur. Zijn eerste boek Things fall apart uit 1958 is een testament van de worsteling tussen traditionele culturen en het geïmporteerde christendom.
Achebe is een Igbo, het grootse volk van Oost-Nigeria, het gebied waar de oorlog zich afspeelde. Hij werd reizend ambassadeur voor de opstandelingen van Biafra en hielp bij het schrijven van de grondwet voor het afgescheiden gebied. A personal history of Biafra, luidt de ondertitel van zijn boek en we beleven de oorlog deels door Achebes eigen herinneringen (en gedichten), deels door een neutrale analyse. Die mengeling van feiten en impressies maakt bij inwoners van Nigeria, waar de oorlogswonden vaak nog niet zijn genezen, veel emoties los.
De in 1930 geboren schrijver behoorde in zijn eigen woorden tot ‘een gelukkige generatie’. ‘De Britse koloniën werden, min of meer, door experts bestuurd’ en Achebe en een kleine groep jongeren gingen naar elitaire Britse scholen. Hij kreeg de bijnaam ‘woordenboek’. Achebe is een intellectueel en bij een ieder van goede afkomst die hij introduceert in het boek worden de academische kwaliteiten verstrekt.
Bij Nigeria’s onafhankelijkheid in 1960 werden de tribaal en cultureel verschillende drie regio’s Noord, Oost en West bij elkaar gevoegd. Een bijna onmogelijke compositie – het zaad van de vernietiging begon direct na de geboorte van de nieuwe natie te ontkiemen.
Na het vertrek van de Britten ging de politieke macht naar het conservatieve islamitische noorden. Begin 1966 pleegden lagere officieren, voor een belangrijk deel Igbo’s, een coup waarbij prominente noordelijke politici werden vermoord. Dit leidde tot pogroms tegen Igbo’s in het hele land én tot een tegencoup. Een miljoen Igbo’s stroomde vanuit het noorden naar hun geboortegebied in het oosten. Begin 1967 was de oorlog in Biafra een feit.
Achebe had net A man of the people geschreven, waarin hij een coup voorspelde. Dat maakte hem extra verdacht bij de regeerders, en bij de wraakacties tegen de Igbo’s werd ook hij doelwit. ‘Een gedetailleerd plan voor grootschalige moordpartijen werd door de regering uitgevoerd’, schrijft Achebe, ‘niemand is ooit gestraft voor deze misdaden.’
Op 30 mei 1967 verklaarde de 33 jaar oude militaire gouverneur van het oosten, Emeka Ojukwu, Biafra onafhankelijk. Zijn tegenspeler werd de 32 jaar jonge Nigeriaanse president Yakubu Gowon. Beide leiders beschikten over enorm ego’s en weigerden iedere concessie. Dat leidde tot een verbeten strijd, met één tot twee miljoen doden, Achebe suggereert zelfs drie miljoen slachtoffers.
Honger werd een wapen. Gowon stelde een blokkade tegen Biafra in en buitenlandse hulpverleners begonnen met gevaarlijke illegale vluchten naar een gecamoufleerd vliegveld, dat oorspronkelijk een deel van een snelweg was. De hulpverleners raakten klem tussen de partijen. Enkelen van hen zouden daarom in 1971 in Parijs de neutrale hulpgroep Artsen zonder Grenzen (MSF) oprichten.
Het televisiepubliek reageerde wereldwijd woedend en geëmotioneerd op de buitensporige uitspraken van regeringsmilitairen, die de kracht van de nieuwe media nog niet hadden onderkend. Een hoge Nigeriaanse generaal zei plompverloren dat ‘de hulp voor Biafra misleidende humanitaire rotzooi is. Als kinderen als eersten moeten sterven, dan is dat jammer’.
Biafra verdeelde Afrika. Voor de meeste leiders bleef een aantasting van de koloniale grenzen onbespreekbaar, zij zagen het gevaar dat afscheiding van Biafra een doos van Pandora zou openen, waarnuit alle tribale spanningen zouden ontsnappen.
De Tanzaniaanse leider Julius Nyerere erkende Biafra echter, evenals de Zambiaanse president Kenneth Kaunda en Frankrijks bondgenoten Omar Bongo van Gabon en Houphouët-Boigny van Ivoorkust. Frankrijk, geïnteresseerd in de zojuist ontdekte olievelden van Oost-Nigeria, leverde wapens aan Biafra, Engeland hielp Yakubu Gowon.
Achebe suggereert dat het uithongeren van de Igbo’s door Nigeria genocide was. Met instemming citeert hij Richard Nixon op verkiezingscampagne in 1968 die het Nigeriaanse verbod op voedselvluchten zo noemde evenals een hoofdartikel in The Washington Post in 1969 waarin het G-woord valt.
De Nigeriaanse regeringssoldaten begingen grove misdaden bij de herovering van Biafra. Generaal-majoor Ibrahim Haruna liet zijn soldaten 500 burgers in het stadje Asaba vermoorden. Hij verklaarde jaren later: ‘Ik bied geen excuus aan voor de vermoorde mensen in Asaba. Ik handelde als een soldaat die vrede en eenheid in Nigeria wilde bewaren.’
Militair geweld tegen opstandige regio’s is heel gewoon gebleven in Nigeria. Olusegun Obasanjo, die ook een regiment aanvoerde tijdens de oorlog en later president zou worden, zei gepikeerd in een gesprek in 2003 met deze krant over de door zijn leger begane misdaden in de Niger Delta: ,,Noem jij het overdadig gebruik van geweld als ik het leger er op af stuur wanneer burgers politieagenten en soldaten doden? Nou, als het jouw beurt is om president van Nigeria te worden, dan doe je het maar op een zachte manier. Natuurlijk vind ik het niet fijn als er slachtoffers vallen, maar ik bied er niet mijn excuses voor aan.”
Na de pogroms tegen hen hadden de Igbo’s in Achebes ogen geen andere keus dan zich onafhankelijk te verklaren. Nigeria deed volgens de schrijver geen zelfonderzoek na de oorlog. Gowon zwoer geen wraak, maar het is volgens Achebe onjuist dat hij de Igbo’s rehabiliteerde. ‘De Igbo’s werden en zijn nu nog niet in Nigeria gereïntegreerd, een van de belangrijkste redenen dat Nigeria nog onderontwikkeld is.’
Een dergelijke opmerking riekt naar tribalisme. Zeker omdat Achebe in zijn boek met een beschuldigende vinger wijst en met modder gooit. Noorderlingen bestempelt hij als ‘geobsedeerd door de heilige islamitische oorlog’ en de westelijke Yoruba-leider Obafemi Awolowo verwijt hij het vermoorden van de Igbo’s omdat hij zijn politieke vijanden wilde elimineren. There was a country is in Nigeria daarom controversieel, en sommige journalisten en columnisten willen het laten verbieden. Was er werkelijk een land met de naam Biafra? Of betrof het een door stammensentimenten geïnspireerde tribale strijd van arrogante, beter opgeleide Igbo’s, gemanipuleerd door oliedorstige grootmachten en beelden van bloeddorstige televisiestations?
‘Het moment is gekomen voor Nigeria en de wereld om de juiste vragen te stellen en de juiste conclusies te trekken over wat zich in die verschrikkelijke jaren afspeelde,’ schrijft Achebe. Bij dit zelfonderzoek stelt hij zichzelf niet de vraag of hij wellicht een foute strijd steunde. Sommige Igbo’s streven nog steeds onafhankelijkheid na en ervaren de massamoorden als een levend deel van hun geschiedenis. Zij zullen dit boek verwelkomen. Voor andere Nigerianen haalt het onnodig oude wonden open.
There was a country van Chinua Achebe
A personal history of Biafra. Penguin Books
Zie ook een interview met Chinua Achebe