Venters hengelen driftig met peentjes en rabarber. Ze heffen vissen in de lucht en zwaaien met kippen. Vrouwen en kinderen stallen zakken uien of aardappelen uit in de berm waarlangs transportwagens met kolen passeren. Wie door Kenia rijdt, weet waar het voedsel vandaan komt: driekwart van de bevolking eet van de kleine boeren.
Beatrix Wangui is zo’n kleine boer. In haar tuin aan de rand van Gilgil, een stadje in Centraal-Kenia, stapt ze over verhogingen met gewassen en langs pyramidevormige bouwwerken van ongeveer een meter hoog waarop kruiden en groenten als spinazie groeien. Daar opent ze haar loods waar glazen potten vol zaden op de planken staan. „Dat is mijn zadenbank. Ik selecteer de zaden, zorg voor ze en deel ze met boeren in de omgeving. Ben ik daarom een misdadiger?”

Beatrix Wangui
Een juridische strijd over zadensoevereiniteit brengt het bestaan van miljoenen mensen die in de kleinschalige landbouwsector werken in gevaar. Want sinds de Keniaanse regering in 2016 de regels aanscherpte om de introductie van gecertificeerde commerciële zaden te bevorderen, moeten boeren hun zaden laten registreren bij de overheid voordat ze die mogen verhandelen. Dat is niet alleen een kostbaar en omslachtig proces, maar voor veel kleinschalige landbouwers ook praktisch onhaalbaar.
In 2022 werd deze zogeheten Seed and Plant Varieties Act verder aangescherpt: sindsdien is ook het delen, verpakken en ruilen van ongeregistreerde zaden expliciet strafbaar. De regering stelt dat de wet nodig is om de kwaliteit en productiviteit van de landbouw te verbeteren. Overtreding kan in theorie bestraft worden met een celstraf tot twee jaar of een boete van 10.000 dollar.
Vijftien kleinschalige boeren, onder wie Beatrix Wangui, stapten naar het Keniaanse Hooggerechtshof om de grondwettelijkheid van de wet aan te vechten. De wet, waarover het hof waarschijnlijk in november uitspraak doet, criminaliseert volgens boeren hun manier van leven. Zij stellen dat de wet zaadmultinationals voortrekt en de voedselzekerheid ondermijnt door traditionele praktijken, zoals het bewaren, delen en verkopen van inheemse zaden, te verbieden.
Hoewel de wet al sinds 2016 van kracht is, zijn tot nu toe geen boeren vervolgd voor het verspreiden van eigen zaden. Toch vrezen velen voor strafvervolging. Op zaadmarkten en tijdens oogstceremonies durven boeren hun zaden niet langer openlijk te verpakken of verkopen.
Wangui streelt trots haar pompoenen. „Zie je hoe goed ze gedijen op deze kalkachtige grond? Dat heb ik zelf uitgevonden”, vertelt ze. „Het draait allemaal om de band tussen de boer en zijn land. Ik gebruik mijn eigen inheemse zaden, daarom is mijn akkertje zo weelderig.”
Blote voeten
Aan de rand van het zoutmeer Elmentaita, dat roze kleurt door de weerspiegeling van de flamingo’s, ligt de akker van organisatie Seed Savers. „Wilt u uw schoenen uittrekken”, vraagt Daniel Wanjama voorafgaand aan een vergadering van zijn organisatie, Seed Savers op het groene gras. „Op blote voeten voel je de connectie met het land beter.”

Hij waarschuwt voor de gevaren van de omstreden wet. „Boeren kunnen alleen voor zichzelf zorgen als ze hun inheemse zaden mogen gebruiken. Die zaden zorgen voor biodiversiteit en zijn bestand tegen klimaatverandering. Inheemse zaden criminaliseren, betekent het fundament van ons voedselsysteem criminaliseren. En dat brengt ons allemaal het risico op honger.”
Wanjama werkte op het ministerie van Landbouw, tot hij vijftien jaar geleden Seed Savers oprichtte. „Rond 2007 propageerde de overheid de groene revolutie, daarin gesteund door de Wereldbank. Door het gebruik van kunstmest, gewaarmerkte zaden en pesticiden wilde de regering de voedselproductie opschroeven”, vertelt hij.
Grote biotech-bedrijven zoals Monsanto (nu van Bayer) en Syngenta sponnen daar garen bij, met niet-gouvernementele organisaties als die van Bill Gates en Rockefeller als de grote pleitbezorgers van deze transitie.
Band met de grond
Met deze innovatie – de verspreiding van kunstmest, gemanipuleerde zaden en chemische pesticiden – had de overheid volgens Wanjama het goed voor met de kleine boeren, maar het beleid leidde tot afhankelijkheid van de grote zaadondernemingen. „Op de lange termijn kan de groene revolutie niet werken, want kleine boeren opereren nauwelijks op de nationale markt, ze produceren daarvoor te weinig op hun akkers van rond de twee hectare. Misschien werkt het in de grootschalige commerciële landbouw, maar niet voor ons kleine boeren.”
Greenpeace Africa en de advocatenvereniging van Kenia steunen de rechtszaak en noemen het verbod op het verspreiden van inheemse zaden een schending van mensenrechten. Maar het gaat om meer dan wetten, het draait ook om cultuur en gewoontes, om hoe landbouwers met elkaar omgaan. Boeren produceerden vroeger goeddeels voor eigen gebruik, nu wil de overheid de akkers tot een voedselproductiebedrijf maken. De band met de grond komt onder druk te staan van de drijfveer om winst te maken.
„Onder het Kikuyu-volk was het een taboe om geen zaden te delen”, vertelt Wanjama. „Die gewoonte houdt de gemeenschap bijeen. Er bestaat nog veel samenwerking op het platteland, er is nog veel ubuntu [menselijkheid tegenover anderen], vooral als het om zadenbanken gaat. Traditioneel liet een boer altijd een klein deel van de oogst langs de weg staan voor hongerlijders.”
Opmars intensieve landbouw
Met de komst van de gewaarmerkte zaden dreigen de inheemse zaden te verdwijnen, vandaar de campagne van boeren om zaadbanken op te richten. Een deel van de zaadbank van Wanjama’s organisatie ligt ondergronds, waar zaden bevroren en vacuüm verpakt honderd jaar goed blijven. „We moeten onze inheemse zaden beschermen voor het te laat is. Er zijn inmiddels meer dan honderd zaadbanken opgericht in Kenia. Alleen hier in de omgeving zijn echter al 35 soorten zaden voor altijd verdwenen.”
De klim van de schrale grond bij het Elmentaitameer naar de hooglanden rond het Aberdaresgebergte leidt naar veel vruchtbaarder gronden. Eens bedekten dichte bossen deze omgeving, met slechts aan de randen wat akkers. Nu raken de golvende landerijen vol en raakt de bodem langzaam uitgeput.
De opmars van intensieve landbouwmethoden, gestimuleerd door de groene revolutie, draagt daar in toenemende mate aan bij: kunstmest en pesticiden moesten de oogst verhogen, maar putten op termijn de grond uit.
Levensbelangrijke rechtszaak
Rond het dorp Ndaragwa heeft een groepje boeren zich verzameld om zich te informeren over de rechtszaak. „Die is van levensbelang voor ons”, stelt Joseph Ndirangu, die boer en leraar is. „Eerst arriveerden ambtenaren, toen de vertegenwoordigers van grote zaadbedrijven. Ze beloofden ons de hemel op aarde als we gewaarmerkte zaden zouden gaan gebruiken. Ze smeerden ons honing om de mond. De eerste jaren was de oogst hoger, maar daarna nam de opbrengst af. Omdat door kunstmest onze grond zijn gezondheid verloor.”
Zijn buurman Charles Waigwa valt hem bij. „Neem de aardappelen”, zegt hij. „Ze rotten weg op het land, ze vallen niet meer lang te bewaren, vroeger met onze eigen zaden groeiden ze het hele jaar door en zonder pesticiden.”
Ook Terese Mukoma begint een klaagzang over de zaden van de grote bedrijven. „Je moet het hele pakket aanschaffen, dus ook de kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Hun zaden zijn duur en niet geschikt voor onze grond, daarom willen we de zaden van onze voorouders gebruiken. Die trekken geen ziektes en insecten aan.”

De boeren van Ndaragwa weten weinig van de rechtszaak, maar zijn wel boos. „Ze vertelden ons dat moderne landbouw met kunstmest ons minder werk zou geven”, foetert David Kiruni. „Maar die moderne methode werkt niet. Ze hebben ons in de val gelokt. We luisteren niet meer naar onze voorvaders maar richten ons op de advertenties op de televisie van bedrijven die ons een grote groene oogst beloven. We moeten terugvechten, de wet ongedaan maken en onze onafhankelijkheid verdedigen.”
Dit artiekel verscheen eerder in NRC op 21-7-2025