Op een rood tapijt, onder de muziek van een brassband, is ex-president Yahya Jammeh van Gambia zaterdagavond 21 januari van de luchthaven bij hoofdstad Banjul uitgeleide gedaan. Hij wilde een van zijn Rolls-Royces meenemen, maar daar stak de in december gekozen president Adama Barrow een stokje voor. Vanuit zijn tijdelijke ballingsoord in Senegal, verbood hij het vertrek van het vrachtvliegtuig.
Het waardige vertrek van Jammeh uit Gambia, na 22 jaar dictatorschap, werd mogelijk gemaakt door internationale onderhandelaars. Na zijn belofte vrijdagnacht 20 januari op televisie dat hij zou aftreden – hij had na zijn verkiezingsnederlaag zijn bewind door het uitroepen van de noodtoestand met drie maanden verlengd – weigerde hij alsnog onmiddellijk het land te verlaten. Hij slaagde er bij onderhandelaars van de VN, de Afrikaanse Unie en het regionale samenwerkingsverband Ecowas in om er een goede deal uit te slepen. In het document van de drie organisaties wordt Jammeh geprezen voor zijn goedwilligheid en staatsmanschap.
In het dorpje Tujereng, veertig kilometer ten zuiden van de hoofdstad, werpen vijf slachtoffers van martelingen door Jammehs veiligheidstroepen uit ongeloof hun handen in de lucht als zij horen over het document. „Hoe is het mogelijk dat hij op deze manier mocht vertrekken?”, zegt de oude man Ibrahim Jaban. „Ik wil hem aandoen wat hij met mij deed. Ik wil hem doden.” Jaban verloor tijdens martelingen een oog en brak zijn schouderblad.
In de overeenkomst wordt de ex-president aangesproken als ‘Zijne excellentie sjeik professor doctor Yahya Jammeh’. In de overeenkomst beloven de drie organisaties bij de nieuwe regering onder de gekozen president Adama Barrow ervoor te pleiten dat Jammehs „rechtmatig verkregen bezittingen niet zullen worden geconfisqueerd” en dat hij naar Gambia mag terugkeren. Ook wordt de nieuwe regering verzocht „de waardigheid, veiligheid, respect en rechten van de ex-president te respecteren”.
Toen Jammeh in 1994 als 29 jaar oude soldaat, samen met een kleine groep medestanders in het leger de macht greep, stond er nog geen duizend dollar op zijn bankrekening. Na een 22 jaar lange dictatuur waaronder honderden, mogelijk duizenden tegenstanders „verdwenen”, is hij nu de grootste aandeelhouder van ’s lands economie. Onder de naam van zijn geboortedorp Kanilai bezit hij grootschalige boerderijen, bakkerijen, een modewinkel, benzinestations, viskwekerijen en een vloot van vrachtwagens. Boeren verloren zonder compensatie hun akkertjes als de Kanilai-onderneming er een landbouwbedrijf wilde beginnen, zakenlui die hun succesvolle bedrijf niet wilden verkopen aan de president, belandden in het gevang.
In het dorpje Tujereng vallen grote stiltes in het kringgesprek, onderbroken door diepe zuchten. Kippen die door de kring fladderen, lijken onzichtbaar voor de aanwezigen. Eindelijk neemt de in een roze kaftan gestoken Kafu Bayo het woord. „Dit is heel pijnlijk voor ons.” Dan zwijgt hij weer. Kafu Bayo is 76 jaar, Modou Ngum 35. Beiden missen een oog, Modou Ngum knippert met het andere. „Ik heb geen netwerk meer”, zegt hij. „Hij bedoelt dat hij net als ik aan geheugenverlies lijdt”, legt Kafu Bayo uit.
Kafu Bayo en Modou Ngum trokken vorig jaar april naar Banjul om te demonstreren met spandoeken: ‘Gambianen lijden honger’ en ‘We willen hervorming van het verkiezingssysteem’. Nog voor ze aan hun betoging konden beginnen, werden ze door geheim agenten opgepakt. Dat gebeurde samen met dertig anderen en met de prominente oppositieleider Solo Sandeng. Ze werden naar het hoofdkantoor van de nationale inlichtingendienst gebracht.
„We kregen ieder een zwarte zak over ons hoofd gebonden. Ze sloegen ons. Daarna bonden ze ons aan een tafel vast en vroegen naar onze stamafkomst en tot welke politieke partij we behoorden. Toen begonnen ze te trappen.” Kafu Bayo schudt zijn hoofd en zet zenuwachtig zijn moslimhoofddeksel op en af. Hij laat een litteken van een brandijzer zien, overal op zijn lichaam zitten krassen. „We zullen jullie doden, jullie allemaal”, zeiden ze. Ik hoorde Solo Sandeng schreeuwen en huilen. Ze zeggen dat ze hem zijn hart hebben uitgerukt.”
De overlevenden verhuisden na twee weken naar de beruchte Mile 2 gevangenis in Banjul. Daar bevindt zich een ruimte speciaal voor politieke gevangenen, die Jammeh aanprees bij zijn opponenten als „de krokodillenvijver”. Dagelijks werden ze er mishandeld. Als een bewaker per ongeluk een vriendelijk woord liet vallen tegen de gevangenen, werd hij door zijn superieur geslagen. „Ons eten mengden ze iedere dag met zand.”
Na enkele weken volgde de rechtszaak tegen Kafu Bayo, voorgezeten door een Nigeriaan, want de meeste Gambiaanse rechters zijn het land ontvlucht. Bayo’s dochter was inmiddels vanwege de arrestatie van haar vader ontslagen als lerares op de kleuterschool van Tujereng. Zijn vrouw en een andere dochter die naar de hoorzitting kwamen, werden daar gearresteerd en enkele dagen vastgehouden. „Het doet me zo pijn dat ze mijn familie erbij betrokken, ze hadden niets met onze geplande demonstratie te maken.”
Allen kregen drie jaar cel, maar kwamen in hoger beroep na de verkiezingen in december vrij. Nachtmerries houden hen nu ’s nachts wakker, Modou Ngum moest zijn baan in de bouw opgeven. „Hij heeft geen kracht meer”, vertelt Kafu Bayo. „Hij is een ander mens geworden, zijn karakter is geheel veranderd. Ik zie hem nooit meer lachen.” Allen zeggen als grootste trauma te ervaren dat ze de martelende agenten van de geheime dienst nooit hebben gezien, dat ze door de zwarte zakken op hun hoofd nooit zullen weten wie hen dit heeft aangedaan.
Jammeh hield er verscheidene terreurgroepen op na, waarvan de paramilitaire eenheid de Jungullars de meest gevreesde was. In Tujereng woont Mailik Jatto, een berucht lid van de Jungullars. „Hij doodde in 2004 de in Gambia befaamde journalist Devda Hydara”, zegt Kafu Bayo. Een verzoek om samen hem te gaan bezoeken, wordt door alle aanwezigen met spontaan boegeroep afgewezen. Want met het verdwijnen van Jammeh is zijn systeem nog niet ontmanteld.
Khalifa Sallah, woordvoerder van de coalitie van partijen waarmee de nieuwe president Barrow de verkiezingen won, noemde twee dagen na het vertrek van Jammeh de situatie in Gambia „nog zeer veranderlijk”, en daarom zou het voor Jammeh zo gunstige document zijn opgesteld. „Maar Barrow heeft het niet ondertekend”, benadrukte hij.
Dit verhaal verscheen eerder in NRC Handelsblad op 23-1-2017
Foto’s Johannes Dieterich