FeatureKrijgsheren uit de guerrilla vermorzelen hun nieuwe staat Zuid Soedan

Krijgsheren uit de guerrilla vermorzelen hun nieuwe staat Zuid Soedan

Reading Time: 6 minutes

Zuid-Soedan telt één geasfalteerde autoweg. Die verbindt Nimule, op de grens met Oeganda, met de hoofdstad Juba, tweehonderd kilometer noordelijker. Overal liggen wrakken van over de kop geslagen bussen, in elkaar gedrukte personenauto’s en omgeslagen vrachtwagens. Het twee jaar geleden onafhankelijk geworden land, zo groot als Frankrijk, kende tot voor kort geen enkele verharde weg. „We zijn niet gewend aan asfalt. We rijden te roekeloos”, zegt Richard, mijn chauffeur. „Op de paadjes in de bush voelen we ons veiliger.”

Een busje snelt naar Nimule, volgeladen met Dinka’s. Afgelopen december ontaardde een machtsstrijd binnen de regeringspartij SPLM tussen president Salva Kiir en zijn voormalige vicepresident Riëk Machar in een burgeroorlog. Facties van het uiteengevallen regeringsleger bevechten elkaar. Wraakgevoelens tussen de twee grootste stammen, de Dinka’s en de Nuer, hebben de vrije loop. President Kiir is een Dinka, zijn opponent Machar een Nuer. Vermoedelijk zijn er al meer dan tienduizend doden gevallen. Meer dan 700.000 mensen zijn van huis en haard verdreven.

Net als de inzittenden van het busje, zijn veel Dinka’s gevlucht uit de stad Bor, tweehonderd kilometer ten noorden van Juba. Bij de gevechten is de stad de afgelopen weken met de grond gelijk gemaakt.„Het leven was goed toen de onafhankelijkheid kwam in 2011”, zegt de naar Nimule gevluchte James Kuol. „Ik had een vrouw en een paar geiten en schapen. De oude wonden van het conflict met de Nuer waren geheeld.”Kuol doelt op 1991, toen er in Bor ook een drama plaatsvond. Net zoals nu was de toenmalige verzetsbeweging SPLM in dat jaar uiteengevallen. Met stilzwijgende toestemming van Riëk Machar vielen Nuers Bor aan. En ook net als nu werd de stad in de as gelegd en werden honderden Dinka’s gedood.De duizenden Dinka’s die nu naar Nimule zijn ontkomen, hebben zich het vege lijf kunnen redden. James Kuol vertelt hoe een maand geleden Nuers zijn huis aanvielen, zij de graanopslagplaats verbrandden en zijn broer en twee kinderen vermoordden. „De vicegouverneur had mijn broer en andere oude wijzen uitgenodigd om de stammentwist te voorkomen. Ze liepen in een val: de Nuers doodden alle aanwezigen.”

Plotseling beginnen kinderen vanachter bomen stenen te gooien. „Donder op, vreemdelingen”, schreeuwen ze. Zuid-Soedan kent geen nationale identiteit. Het is een land vol wantrouwen, waar politici aanhangers aanzetten tot massamoord. „Ik voel me stateloos”, zucht James, „tijdens de onafhankelijkheidsoorlog tegen de Arabieren in het noorden (Soedan) hadden we tenminste een gemeenschappelijke vijand”.

We rijden Nimule uit, richting Juba. Beneden kronkelt de Nijl door de kurkdroge boomsavanne. De weg stijgt naar de heuvel waar rond 1870 de Britse gouverneur Charles Gordon zijn tentenkamp opzette. Gordon(van wie later het hoofd zou worden afgehakt in de strijd met de Mahdi) bestreed de Arabische slavenhandel. De jacht op slaven in Zuid-Soedan leidde tot chaos: er braken oorlogen tussen en binnen stammen uit. Na de slavenhandel volgde het Arabische kolonialisme, waartegen Zuid-Soedanezen zich sinds 1955 in twee uiterst bloedige oorlogen hebben verzet.

Even verder op steken we een zijrivier van de Nijl over. Dit is een heroïsche plek voor Zuid-Soedan. Hier hielden in 1994 de strijders van de SPLM maandenlang dapper stand tegen het oprukkende Soedanese regeringsleger. President Yoweri Museveni van buurland Oeganda reikte toen de reddende hand: zijn massale wapenleveranties redde de SPLM van de ondergang.

Ook in dit opzicht herhaalt de geschiedenis zich. Ook nu bemoeit Oeganda zich weer met het conflict. In de bosjes langs de weg verschuilen zich Oegandese soldaten. Direct na het uitbreken van de gewelddadigheden op 15 december zond president Museveni al duizenden soldaten en zwaar materieel om zijn bondgenoot Salva Kiir te helpen. Oegandese gevechtshelikopters maaiden honderden aanhangers van de opstandige Riëk Machar neer bij Bor en bij de belangrijke steden Bentiu en Malakal.

Bij het dorp Magwi haalt chauffeur Richard in bij een scherpe bocht en onze auto botst bijna op een tegenligger. In dit gebied bestreden SPLM-facties elkaar in 1992 op leven en dood. Drie hulpverleners en een journalist werden hier gedood. Een van hen werd strandrechtelijk geëxecuteerd. De Verenigde Naties zetten uit protest hun voedselhulp tijdelijk stil.

Straffeloosheid loopt als een rode draad door de recente geschiedenis van Zuid-Soedan. Tussen 1983 en 2005 verloren naar schatting twee miljoen mensen het leven. De meeste doden viel niet in de onafhankelijkheidsoorlog tegen het noorden, maar bij de onderlinge strijd binnen de SPLM. Eerder vorig jaar, nog voordat het huidige conflict losbrandde, voerde het Zuid-Soedanese regeringsleger slag met een militie van de stam de Murle, nomadische veehouders in de deelstaat Jonglei. De soldaten doodden hun vrouwen en kinderen, en ze vernietigden hun ziekenhuizen en scholen. Een regeringsmilitair vertelde me: „Onze ziel staat nog in oorlogstand. We waarderen het leven niet meer. We slaan er direct op los.”

Achter in de auto zit Arjan Hehenkamp, directeur van Artsen zonder Grenzen (AzG). „De VN en de hulporganisaties zijn opnieuw de kop van Jut”, merkt hij op. „Beide zijden in het conflict proberen de hulp te monopoliseren”. Kantoren en onderkomens van AzG in Bentiu en Malakal werden de afgelopen weken kaalgeplukt. Het Wereldvoedselprogramma (WFP) van de VN moest toezien hoe zijn voorraadschuren werden leeggeroofd. „Ik ken geen land waar we zo vaak zijn geplunderd als Zuid-Soedan”, verzucht Hehenkamp. „Met de plundertochten probeert iedere gevechtsgroep de zuurstof te ontnemen van de ander.”

Tien minuten later wijst een boord links naar Kerepi. Wat een hoop, wat een enthousiasme ervoer ik op de stoffige paden in deze buurt in 2008. Ik reisde toen met Grace Musaa. Ze was in ballingsschap in Oeganda geboren en teruggekeerd naar de geboortegrond van haar moeder. Ze herinnerde zich haar poëtische vertellingen in het vluchtelingenkamp over Kerepi, over de vruchtbare grond, de fruitbomen, de rust en de tsjirpende krekels. ”Ik voel me vol zelfvertrouwen”, vertelde ze. “Want ik kan nu aan een toekomst werken, ik kan iets opbouwen, iets wat van mij is.” Alle dorpsbewoners werkten vrijwillig aan een schoolgebouw van takken en gras. Giechelende kinderen in blauwe schooluniformen zaten met verfomfaaide schriftjes onder bomen. Tijdens de oorlog droomde iedereen van onderwijs.

Het SPLA faalde in zijn transformatie. Het gedraagt zich als een leger dat zijn tenten heeft opgezet in Juba, niet als een regering die bestuurt. De meeste sociale beloftes zijn niet ingelost. Nog steeds wijken Zuidsoedanezen liever uit naar Oeganda en Kenia voor scholing. Nog steeds ligt 80 procent van de gezondheidszorg in handen van buitenlandse organisaties. Net als tijdens de oorlog wordt de ontwikkeling van het land overgelaten aan buitenlanders. Zuid Soedan kent het record aantal van 17000 buitenlandse hulpverleners. De meeste van hen vertrokken na het geweld vorige maand.

“Weet je wie je voorrang moet geven?” vraag ik Richard als we over de baileybrug- een uit de Tweede Wereldoorlog daterend geschenk van Nederland- vanaf de oostoever van de Nijl Juba binnenrijden. Hij lacht: “Wie op de grootste weg rijdt natuurlijk. De sterkste heeft prioriteit. Zo werkte dat in de bush”.

Zuid-Soedan begon zijn onafhankelijkheid zonder ervaring met democratie en zonder een traditie van tolerantie. De grootste verandering maakte Juba door: van een stoffig dorp van enkele duizenden inwoners in 1980 groeide het uit tot een boomtown met een half miljoen zielen nu. Tot aan de eens verafgelegen Berg van de Heksen zijn gebouwen verrezen. Vooral buitenlanders hebben bijgedragen aan de groei. Ze kunnen hier snel rijk worden. Als ze ministers bereid vinden mee te werken. Zelf laten die ministers met de geïncasseerde smeergelden villa’s neerzetten in Kenia, Oeganda en Australië. Onder het bestuur van president Kiir is zo’n vier miljard dollar aan staatsinkomsten ‘verdwenen’.

‘Een strompelende staat’, noemde het hoofd van een VN-organisatie Zuid-Soedan vlak voor de onafhankelijkheid. „De ministers hebben geleerd een begroting op te stellen, maar met het geld kunnen ze niet omgaan. Het land wordt geleid door derderangs generaals uit de guerrillatijd.”

De sombere voorspellingen zijn uitgekomen. Donorlanden bedolven Zuid-Soedan de afgelopen jaren met miljarden dollars aan hulp en andere miljarden kwamen uit de oliewinning. Het ene corruptieschandaal volgde op het andere. De strompelende staat werd een falende staat.

In Juba zet Richard me af bij Peter Adwok Nyaba. Hij was minister, tot Salva Kiir hem een half jaar geleden samen met Riëk Machar geleden ontsloeg. Vorige maand zette de president hem gevangen. In het verleden bekritiseerde Peter Adwok het militarisme binnen de SPLM. Twee keer werd hij daarvoor gevangengezet in diepe kuilen. „Dit keer sta ik onder huisarrest”, zegt hij laconiek, „dat is een hele verbetering”.

Het conflict kwam voor hem niet als een verrassing. “Ik heb dit conflict zien aankomen”, begint hij. “Het SPLM leidde in de bush geen goede leiders op en bouwde geen structuren op. Daarvoor worden we nu gestraft”. Hij legt de schuld voor het huidige geweld bij Salva Kirr. Volgens hem wilde de president Riëk Machar vermoorden. “Hij vormde zijn eigen tribale militie, de Dot’ku, net als Riëk Machar het Witte leger heeft. De Dinka Dot’ku evenals het Nuer Witte leger bestaan uit het schorem van de bush, uit veedieven en andere jonge criminelen. Al het vuil van de SPLM is naar buiten gekomen”.

De Dot’ku en het Witte leger zijn verantwoordelijk voor de meeste dodelijk slachtoffers. Andere toegesnelde milities, zoals de strijdgroep de JEM uit Darfur in Soedan, namen veel plunderingen voor hun rekening.  “De president gaf opdracht aan de Dot’ku om Nuers te vermoorden in Juba. De moordpartijen onder Dinka’s in Bor waren een reactie op de pogroms tegen Nuers in Juba”.

Wat is volgens Peter Adwok de oplossing? “Dit land is te vroeg onafhankelijk geworden”. Dat oordeel valt de trotse Peter zwaar. “Wij SPLM leiders dragen de verantwoordelijkheid voor deze mislukking. Laat de VN Zuid Soedan onder een soort voogdijschap plaatsen. Dan kunnen we weer helemaal opnieuw beginnen”.

 

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in NRC Handelsblad op 3-2-2014

Koert Lindijer
Koert Lindijer
Koert Lindijer has been a correspondent in Africa for the Dutch newspaper NRC since 1983. He is the author of four books on African affairs.

Leave a reply

Please enter your comment!
Please enter your name here

Laatste artikels

Gerelateerde artikelen

Geverifieerd door MonsterInsights