De met azuurblauwe tegels belegde minaretten torenen uit boven de apenbroodbomen op de troosteloze savanne. In deze streek in het westen van Mali dissoneren tekenen van welvaart met het beeld van een verder straatarm land. Behalve prachtige moskeeën vallen de stenen woningen en winkeltjes met golfplaten daken op tussen de traditionele lemen onderkomens met daken van stro. Een schooltje, een kliniek, een kleine waterzuiveringsinstallatie – het zijn allemaal vruchten van de arbeid van migranten in Afrikaanse en Europese landen.
„Welkom bij het vertrekpunt van de migratie”, zegt burgemeester Sega Sissoko van het stoffige dorpje Ségala in de westelijke regio Kayes. „Migreren is een religie voor ons. Als Europa migratie verbiedt, betekent dat jullie ons geen leven gunnen.”
Migranten uit Ségala maken geld over naar hun familie en in samenspraak met de dorpsouderen investeren ze in sociale en infrastructurele werken. „Onze jongeren koesteren slechts één wens: migreren.” Ook de adviseur van de burgemeester vertrok onlangs naar Frankrijk, op zoek naar werk.
Van heinde en verre rijden brommertjes met koelboxen af en aan bij het huis van Moussa Fofana in Ségala. Op zijn erf pronken twee tweedehands Mercedessen en een satellietschotel, waarmee hij naar de Franse televisie kijkt. Na 44 jaar als steward op Franse sneltreinen ging hij met pensioen in zijn geboortedorp. Hij kocht van zijn kapitaaltje een aggregaat en koelkasten en begon ijswater te produceren. „Ik rebelleerde tegen de armoede. Toen ik in 1971 vertrok, verbood de Malinese regering migratie, maar je vindt altijd een uitweg. Ik kocht een Ghanees paspoort en koos het avontuur.”
Waarom naar Frankrijk? Hij trekt zijn uit Parijs meegenomen wollen muts recht en zegt: „Mijn vader diende in het koloniale leger en we hadden het thuis altijd over Frankrijk. Het was een logische keuze.”
Uit geen land in zwart Afrika trekken zo veel migranten weg als uit Mali. De overheid schat dat van de ongeveer zestien miljoen Malinezen er vier miljoen in het buitenland wonen en werken, merendeels in Ivoorkust en andere Afrikaanse landen, en velen in Frankrijk. Het merendeel komt uit de regio Kayes. De migratie naar Frankrijk nam al een aanvang na de Tweede Wereldoorlog, toen de Malinezen er welkom waren om een bijdrage te leveren aan de wederopbouw.
In de Malinese hoofdstad Bamako zetelt het kantoortje van Cigem, een denktank voor migratie, geleid door Abdoulaye Konaté. „Er heeft altijd migratie bestaan vanuit Mali, om economische en culturele redenen. Het is een noodzaak voor ons. Maar nu is migratie naar Europa een probleem geworden”, zegt hij.
Konaté veroordeelt de politisering van het onderwerp migratie in Europa. „Jullie stellen je alleen maar de vraag hoe je de stroom kunt weren. Met militaire middelen bereik je niets. Als je de deuren sluit, creëer je juist problemen, want onze jongeren zullen naar een betere toekomst blijven streven. Velen denken: Europa of de dood. Migratie begint met een individuele beslissing op dorpsniveau. Dáár moet je actie ondernemen.”
Op de weg naar het volgende dorp razen vrachtauto’s met vee richting slachthuis in Bamako. Migranten investeren in vee. Veel kinderen lopen op schoenen, mannen en vrouwen gaan gekleed in mooie doeken. Overal staan hoge masten voor mobiel telefoonverkeer. In deze regio werd als eerste in Mali het mobiele telefoonnetwerk geïntroduceerd, want migranten willen met hun familie bellen. Vanaf de regionale hoofdstad Kayes werd tot enkele jaren geleden door een Franse maatschappij een luchtverbinding op Parijs onderhouden vanwege de migranten.
Fort Medine
Voorbij de stad Kayes staat langs de rivier de Senegal eerst het schilderachtige oude Frans fort Medine en dan in het dorp Sabouciré een monument van de koning Niamodi Sissoko. Hij roert de oorlogstrom, omringd door strijders met speren en pijl-en-boog. In 1878 namen de soldaten van zijn rijk het op tegen de Franse binnendringers onder kolonel Reybaud, die vanuit het huidige Senegal begonnen aan hun verovering van Mali. Het werd een bloedige veldslag. 150 strijders en dertien Franse soldaten sneuvelden. Wie had toen ooit kunnen denken dat 136 jaar later een groot deel van de onderdanen van Sissoko’s koninkrijk in Frankrijk zouden wonen.
Migreren zit de Malinezen in de genen. Volgens de overlevering zou de Malinese koning Aboubakri II in 1312 al een vergeefse poging hebben ondernomen om aan de overkant van het grote water Amerika te ontdekken. Aan de overkant van de rivier de Senegal luiert Mousa Konaté onder een hoge mangoboom.
„Ik heb nog in de Pauluskerk in Rotterdam geslapen toen ik geen werk meer in Spanje had”, vertelt hij. Zestien jaar lang deed hij klusjes in de landbouw in Spanje, tot hij door de economische crisis daar steeds meer met scheve ogen werd aangekeken. Leuk vond hij het er niet. „Er is veel racisme. Vraag je Spanjaarden de weg, dan kijkt menigeen de andere kant uit. Als je door een straatje loopt, sluiten plots alle huisdeuren zich. Nee, ik heb nooit het plan gehad om in Europa te blijven.”
Hij verdiende 800 euro per maand, 300 daarvan maakte hij over naar zijn geboortedorp. Hij bouwde op een eiland bij Sabouciré een stenen huis, maar investeerde niet in een kleine onderneming, zoals Fofana in zijn ijsbedrijfje. „Daarvoor hield ik te weinig geld over. Dorpsbewoners denken na mijn terugkeer dat ik rijk ben, maar veel meer dan colanoten kopen voor de ouderen kan ik me niet permitteren.”
Was zijn migratie dan geen mislukking? Hij kijkt verbaasd. „Nee, natuurlijk niet. In al die jaren heb toch mijn familie kunnen voeden?”, zegt hij verontwaardigd. „Ik heb het altijd vreemd gevonden dat jullie Europeanen niet meer geld willen investeren in jullie familie.”
De river de Senegal bij Sabouciré
Hitsige ezels rennen balkend door de nauwe straatjes langs de winkeltjes die zijn gebouwd met migrantengeld. Vrouwen spreiden pinda’s op de grond en breken de vruchten van de apenbroodboom open. Kinderen spelen haasje-over. In de schaduw van een hoge mangoboom neemt Mousa Koumé, het oude dorpshoofd met nog drie tanden in zijn bovenkaak, het woord. „Mijn dorp telt duizend inwoners. In de afgelopen drie jaar zijn er honderd jongeren weggetrokken.” Iedereen weet dat de tocht door de Sahara en over de Middellandse Zee levensgevaarlijk is, maar dat zal de dorpsbewoners er niet van weerhouden om toch te gaan. „Wij zijn van nature avonturiers”, zegt een ander. „Ons probleem van armoede is groter dan de angst voor een reis vol risico’s naar Europa.”
Sommige zaken blijven geheim op de dorpsvergadering. Abdoulaye Konaté, de directeur van de denktank Cigem in Bamako, had me verteld dat families druk uitoefenen op hun zonen de tocht naar Europa te maken en dat ze daarvoor veel geld inzamelen. Dat is de paradox. Arme dorpsbewoners verkopen hun hebben en houden om een familielid te laten migreren, duizenden euro’s moeten ze soms neertellen voor de mensensmokkelaars.
Het dorpshoofd zegt niets te weten van zulke sociale druk. „Iedereen gaat in het geheim, ik weet niet wie er wil vertrekken. Als iemand toch mijn advies vraagt, zeg ik: ‘Kies niet de illegale route, die is veel te gevaarlijk.’”
Een ander onbesproken onderwerp is de invloed van de migratie op het dorpsleven. Een man die jaren wegblijft, kan geen kinderen maken bij zijn achtergebleven echtgenote. Dan krijgt zijn broer het recht om dat voor hem te doen. De oudjes onder de boom zwijgen. Tot het dorpshoofd Mousa Koumé zegt: „Daarvoor is dan wel speciale toestemming van de families nodig.”
Komt er ooit een einde aan migratie? „De Malinese regering is zwak, ze kan nauwelijks de salarissen van haar ambtenaren betalen, laat staan dat ze de mensensmokkelaars kan stoppen”, zegt de directeur van Cigem in Bamako.
Ondanks de vooruitgang door migrantengeld blijft Kayes een arme regio. De overheid lijkt een marginale rol te spelen in het ontwikkelingsproces en de Malinezen hebben er geen enkel vertrouwen in dat de bestuurders hun lot zullen helpen verbeteren. In 1962 bouwde de overheid in het dorp een schooltje van leem en stro dat al lang geleden in elkaar is gestort. Alleen dankzij de migranten krijgen kinderen toch onderwijs in een stenen gebouw.
„We hebben onze kinderen nodig om ons land te ontwikkelen”, zegt Aboulaye Konaté in Bamako. „Het is ook in ons belang migratie te reguleren.” Hij pleit voor legale migratie op contractbasis. En als migranten terugkeren, moeten ze hun vaardigheden inzetten in hun dorp. „Als je migratie goed beheert, kan iedereen ervan profiteren, in Afrika en Europa.”
Nu lijkt migratie een vicieuze cirkel. Mousa die in de Pauluskerk sliep, ging naar Europa omdat zijn broer, die daar al was, geld voor de overtocht had overgemaakt. Eenmaal in Europa maakte hij geld over naar zijn zoon, die nu in Libië brood bakt. Fanana van het ijsbedrijfje gebruikte zijn geld om zijn ene zoon naar Congo te sturen, waar hij in een patisserie werkt en zijn andere zoon ging naar Equatoriaal Guinea om er chauffeur te worden.
Begrijpen de dorpsbewoners dat sommige bevolkingsgroepen in Europa doodziek zijn van migranten? Het dorpshoofd met drie tanden knikt bevestigend met zijn hoofd. „Maar u moet begrijpen dat we zonder migranten nu geen school en geen kliniek hadden. Iedereen blijft het liefst op de plaats waar hij geboren is, maar wij kunnen onze jongeren niet tegenhouden te vertrekken.”
Moeizaam komen de oudjes uit hun kleermakerszit en nemen afscheid. Een jongen komt informeren of ik in Europa misschien nog werk weet. „Vorige week heb ik gehoord dat mijn beste vriend verdronken is in de Middellandse Zee”, vertelt hij. „Nu is het mijn beurt om het te proberen.”
Sabouciré
Deze reportage verscheen eerder in NRC Handelsblad op 8-7-2015