Niet bars en restaurants maar kerken worden in Kenia het meest gemist in coronatijd. Het virus deed de kerkdeuren dicht en bracht menig prediker aan de bedelstaf. Priesters smeken hun volgelingen om geld, vrouwen doen boodschappen voor hen, een parlementslid begon een inzamelingsactie.
„Ontdaan van hun wekelijkse ontmoeting in de kerk is de innige relatie tussen voorganger en volgelingen fundamenteel veranderd”, zegt Damaris Parsitau. „Corona ontnam de priesters hun magische invloed.”
Damaris Parsitau onderzoekt kerken en geloof aan de Universiteit van Egerton bij de Keniaanse stad Nakuru, vooral kerken van de pinkstergemeente. Deze happy-clappy- kerken zoals ze in de volksmond heten, hanteren een zeer succesvol businessmodel. Daarbij horen volle zalen, opzienbarende wonderen – ‘genezing’ van ziektes of van homoseksualiteit – en volgelingen die geen twijfel kennen en ruimhartig bijdragen aan het welzijn van de priester en zijn kerk.
Corona stak een spaak in het wiel.
Op een zondagochtend, net voor de uitbraak van corona, bezoek ik samen met Damaris Parsitau de kerk van de Kingdom Seekers, een van de vele pinksterkerken in Kenia. We betreden een wereld van luxe en blijdschap. Het megagebouw voor duizenden gelovigen is een goedgevuld theater waar de dienst verloopt volgens een gelikte choreografie. Op het brede podium speelt een band zoetvloeiende muziek, met een hallucinerende lichtshow op de achtergrond. Een discobal spettert witte stippen alle kanten uit. De priester raakt buiten zinnen door zijn eigen woorden. Zijn beeltenis staat geprojecteerd op grote videoschermen op de zijmuren, ondertiteld met zijn teksten. Volmondig dreunen alle volgelingen de woorden mee. „Ik ben de rivier waardoor de liefde van Jezus tot U vloeit.” Wie zingt, ziet de hemel opengaan en voelt zich dicht bij God.
Alle kerkgangers dragen tijdens de mis hetzelfde T-shirt; elke maand moeten ze een nieuwe kopen met een andere Bijbeltekst erop. „De leiders verdienen goed geld aan hun arme leden”, fluistert Damaris Parsitau. „Ze betalen offergaven en toegangsgeld en er gaan nog vele andere enveloppen hand tot hand.”
De bandleden, in hagelwitte uniformen, schroeven het volume op, toewerkend naar een trance. Armen zwaaien, vuisten ballen zich, heupen wiegen. Mensen murmelen wartaal, ze huilen, vallen spartelend op de grond. Een vrouw rukt zich los uit de menigte en vertelt hikkend voor de microfoon haar visioen: „Er dreigt gevaar, iemand heeft iets slechts met ons voor.” Daar is het vijandbeeld, de duivel. De menigte zucht verontwaardigd. Halleluja.
De pinkstergemeentes zijn welvaartskerken. Hoe meer je aan ‘de man van God’ geeft, des te meer succes zul je zelf ondervinden, luidt de filosofie. „Je verdient respect door rijk te zijn”, legt Damaris Parsitau uit. „Het is gebaseerd op de logica dat welvaart het werk van God is, en armoede het werk van de duivel. Dat kun je veranderen door veel te geven aan je geestelijk leider en aan de kerk. Als je geeft, word je rijk. Schenk je geen geld aan de priester, dan zul je zelf ook nooit rijk worden.”
Sommige priesters zijn uitgegroeid tot multimiljonairs. Aangetrokken door dit succes zette menig freelanceprediker zijn eigen kerkje op. Een betere business dan deze volksreligie viel tot corona nauwelijks te bedenken. Damaris trekt haar gezicht in een strakke plooi om haar conclusie te onderstrepen: „In mijn ervaring wordt de clerus heel erg rijk en blijft het leven van hun volgelingen hetzelfde. Deze welvaartskerken zijn pervers.”
Parsitau en Keniaanse media hebben regelmatig bericht over schandalen in pinksterkerken. Het ging over seksueel misbruik, afpersing door priesters, nepnieuws over herrezen doden en wat Parsitau „spirituele en emotionele manipulatie” noemt. „Zonder wonderen verliezen deze kerken hun aantrekkingskracht”, sneert ze. De volgelingen zien achter zulke negatieve publiciteit het werk van Satan.
Toch werkt de vreugde in de kerk van de Kingdom Seekers ook op Parsitau aanstekelijk. „Ik heb me zeer vermaakt”, jubelt ze als we na afloop weer buiten staan. „Deze diensten vormen een uitlaatklep, je ziet hoe mensen de dagelijkse sores van zich af laten glijden, hoe ze ontspannen.”
Het christelijk geloof in Afrika werd geïmporteerd vanuit Europa. De eerste katholieke mis in Ghana werd gehouden op 20 januari 1482, de dag dat de Portugezen begonnen met de bouw van het fort Elmina, dat onder de Nederlanders uitgroeide tot slavenmarkt. De godsdienstbeoefening in hun missiekerken was saai en sloot niet aan op het Afrikaanse begrip van het universum. Nooit kreeg de geïmporteerde God van de witten vat op de duistere wetten van die andere wereld, de spirituele, die de spot dreef met de werkelijkheid.
Dat leidde tot de opkomst van onafhankelijke Afrikaanse kerken tweehonderd jaar geleden. Begin negentiende eeuw noemden de kolonisten de opkomst van onafhankelijke kerken in West-Afrika „een scheet die zal overwaaien”. De evangelisatie door de pinkstergemeentes begon toen missionarissen van deze kerken uit Amerika in 1906 landden op de kust van Liberia.
Betrouwbare statistieken ontbreken, maar naar schatting bevindt 44 procent van de volgelingen van de pinkstergemeentes wereldwijd zich in Afrika. Drie op de tien Nigerianen zouden lid zijn van een pinkstergemeente en 20 procent van alle gelovige Afrikaanse christenen. De ‘religieuze scheet’ is steeds krachtiger geworden: pinkstergemeentes zijn de snelst groeiende van Afrika.
Enkele maanden na ons bezoek aan de Kingdom Seekers zie ik Damaris Parsitau terug. Ze draagt een rode bril, een rode trui en er hangt een roze ketting om haar nek. Ze is dan ook een Maasai, het traditioneel in rode omslagdoeken gestoken herdersvolk van de Oost-Afrikaanse savanne. „Onze cultuur heeft niets met godsdienst, maar is wel erg spiritueel”, zegt ze. „De geestenwereld bepaalt het wereldbeeld van de Maasai, een spiritualiteit verbonden met Afrika.”
Onder de oppervlakte van Afrika’s nieuwe natiestaten liggen oude culturen. Die kenden het ubuntu-gevoel van collectiviteit, een humanisme waarin zorg voor elkaar en geduld en respect centraal stonden, evenals een diepgeworteld geloof in de kracht van geesten. Voor de koloniale tijd reguleerden Afrikanen hun wetten, rechtspraak en bestuurszaken door contact met de wereld van geesten. Tegenwoordig openbaren geesten zich in islamitische geleerden en traditionele genezers die weten dat iedere gebeurtenis – dood en ziekte, succes en mislukking, rijkdom en armoede – een spirituele oorsprong heeft.
Pinkstergemeentes passen zich gemakkelijk aan lokale tradities aan en absorberen culturele elementen. Het geloof wordt mondeling overgebracht zodat ook ongeletterden volledig kunnen meedoen. Ze leveren vermaak, hun bijeenkomsten zijn niet bedoeld om na te denken, maar om te vieren. God kan swingen. Met het gunstig stemmen van ontevreden geesten en door het verrichten van wonderen grijpen ze terug op een authentiek Afrikaans verleden. Maar bestaat dat wel? Is Afrika op zoek naar zichzelf en naar zijn geloof en zijn de pinkstergemeentes daarvan een uiting?
Waar de geschreven geschiedenis ontbreekt, krijgt de mystiek alle ruimte. Een van de spaarzame christelijk leiders in Kenia die religie in Afrika tegen het licht houdt, is de presbyteriaanse dominee Timothy Njoya. „Teruggaan naar het verleden om de religie en cultuur van toen over te planten naar nu, is onzin”, zegt hij kortweg. „Afrikanen praten over hun voorvaders omdat ze het verre verleden willen laten spreken, waarover niet of nauwelijks geschreven is.” Hij veroordeelt de mystiek die de pinkstergemeentes terugbrengen in de geloofsbelijdenis. „We hoeven ons voor onze eigenwaarde niet af te zetten tegen de Europeanen en hun geloof en geschiedenis. Afrikaanse religie bestaat niet. Het is verlakkerij. De happy-clappy -kerken zijn het kapitalisme in de religie.”
Wonderen verricht door David Owuor, uit een brochure van zijn kerk
„Het virus vernietigt de industrie van wonderen en emotionaliteit”, voorspelt Damaris Parsitau. David Owuor, een van de voornaamste magische priesters in Kenia, heeft zich uit angst voor corona in zijn villa opgesloten en weigert contact met volgelingen. De bouw van luxeappartementen voor priesters van de Kingdom Seekers in Nakuru is stilgelegd. Voor leiders van kleinere pinkstergemeentes, lunchpredikers en wondermakers dreigt zelfs bankroet.
Pastor John van de Great Army Church in Nairobi ligt in zijn overall onder een auto. Tot hij in 1992 zijn kerk begon, was hij automonteur. „Mijn kerk is zwaar getroffen. Ik was afhankelijk van de offergaven van mijn volgelingen. Ik ben daarom maar weer in een garage gaan werken. Een collega van me biedt zijn kerk te koop aan.”
Ook Pastor John verrichtte wonderen in zijn kerk. Maar tegen corona viel niet op te bidden. „Dit gaat ons predikers te boven”, lacht hij zuurtjes. „Corona is Gods wil, daarom kan ik nu geen wonderen verrichten. Hij heeft de ondergang van de wereld voorspeld. Het virus is een waarschuwing.”
Onlangs zette de overheid de kerkdeuren weer op een kier. Voor niet meer dan honderd bezoekers tegelijk, en met een toegangsverbod voor kinderen en ouderen boven de 65 jaar. Daarmee verloren de geloofsruimtes veel van hun dynamiek en glorie. De voorgangers schreeuwen hun boodschap weer door de te hard afgestelde speakers, maar zonder respons van een koor van gelovigen vervliegt hun voorzang in de leegte.
Tony Musima, werkzaam bij een telefoonbedrijf, durft nog niet naar zijn happy-clappy -kerk, de Christ is The Answer Ministries. „Er is nog te veel corona”, zegt hij bedrukt. „Je ervaart de heilige geest door samen te dansen en te zingen. Je reist naar een andere wereld, een wereld waar je niet komt door een dienst op internet of televisie. Ik mis het bidden, ik mis het om gelukkig te zijn.”
Dit artikele verscheen eerder in NRC Handelsblad op 5-9-2020