Het toegangshek staat wagenwijd open en de omheining van de doorgaans zwaarbewaakte boerderij is vernield. Bij de ingang liggen kogelhulzen. Tegen de invasie van de loeiende koeien kan geen landbezitter op en staat de regering machteloos. De koppige veehoudende nomaden van Kenia tonen hun krachten uit een archaïsch verleden toen zij de scepter zwaaiden over een groot grondgebied. Geconfronteerd met een ernstige droogte bezetten ze met hun kuddes grote stukken privégrond in de regio Laikipia aan de evenaar.
Boven alles wat in het land beweegt vormen zich stofwolken. In hun rivaliteit voor het laatste gras en water verpulveren mens en vee, net als olifanten en giraffen, de broze grond. „Het kan best dat deze boer een eigendomsbewijs bezit”, smaalt een nomade van het Samburu-volk die de boerderij is binnengedrongen. „Hij heeft het eigendomsbewijs, ik de grond. Als jij op een beschermde plek zit en ik op een kale rots in de zon, dan heb ik toch ook het recht om me bij jou te voegen.”
Hij wijst in de verte. „Zie je die rook daar? Ga daar maar naar toe. Laat de rook je het verhaal vertellen.”
In de geblakerde kralen buiten de boerderij smeulen de van mest en modder gemaakte woningen nog na van de aanval door de Keniaanse politie eergisteren. Een straffe wind stuwt as de lucht in. Een oude Samburu-man schudt het hoofd in ongeloof. „De agenten arriveerden rond het middaguur in vrachtwagens en een gepantserde tank. Ze schoten op ons vee”, vertelt hij. „Zie je dat karkas daar? Ze staken mijn koe in brand. Een koe! Hoe halen ze het in hun hoofd.”
De droogte ontaardt in een krankzinnige cyclus van geweld en wraak. Tienduizend herders met 150.000 stuks vee zijn landerijen binnengevallen, goeddeels eigendom van witte Kenianen. Bij deze al in september begonnen invasies zijn doden onder de Samburu’s gevallen. „Dat werkte in ons voordeel”, grinnikt de jonge Samburu-krijger Lparitiris Loshopoko terwijl hij in de as naar zijn bezittingen zoekt. „Want daarmee kregen we het recht om terug te slaan.”
Geagiteerde Samburu’s hebben op bezette landerijen slaapplaatsen voor arbeiders, hotelkamers voor toeristen en zonnepanelen vernietigd. Ook doodden ze uit woede enkele olifanten en leeuwen. Waarna de politie woningen van de Samburu’s ging verbranden.
Als je stilstaat,sterf je
„Alleen mijn tanden zien mijn verdriet niet en blijven lachen”, zegt Loshopoko. „Er is niet voldoende meer voor allen die grazen. Het ene been stopt niet met lopen omdat het andere stilstaat. Als je niet verder trekt, sterf je.”
De droogte radicaliseerde jongeren als Loshopoko, die volgens hun overlevering recht hebben om al het land te begrazen. „We willen het land niet houden, we willen alleen het gras. Nu grazen we op deze boerderij, over een paar weken op land van een andere eigenaar. Al dat land in Laikipia behoort al vele generaties aan ons, Masai en Samburu’s.”
Tot een halve eeuw geleden hadden de nomaden in de oneindig lijkende ruimte van Laikipia een goed leven. De natuur zorgde voor de mensen, maar nu moeten de mensen voor de natuur gaan zorgen. Want er zijn te veel bewoners en vooral te veel koeien. Volgens studies nam in veertig jaar het vee in Kenia met 76 procent toe en de wilde dieren met 68 procent af. De milieudegradatie toont zich het scherpst gedurende droogte, want er ontstaat een te grote druk op te weinig hulpmiddelen.
Tot 1880 heersten de Masai en de aan hen verwante Samburu’s in grote delen van wat nu Kenia en Tanzania heet. Droogte en syfilis (de ‘Arabische ziekte’ in de volksmond) decimeerden de nomadenstammen en toen de witten de ‘ijzeren slang’ aanlegden, waren de herders te zwak om de trein te stoppen.
Mbatian Lenana, de medicijnman van de Masai, sloot in 1904 een verdrag waarbij zijn volk zonder compensatie tweederde van het grondgebied overdroeg aan de kolonisten. In 1911 kwam het nu betwiste Laikipia eveneens in witte handen.
In Laikipia houden de vruchtbare hooglanden op en beginnen de savanne en woestijn. De witte boeren begonnen er grootschalige veeteelt. Na het verlies van hun politieke macht bij de onafhankelijkheid in 1964 ruilden ze deels hun vee in voor wilde dieren. Zo hoopten ze competitie met de hun omringende nomaden te vermijden en sympathie te genereren voor hun milieubeschermende activiteiten. In de met corridors voor wilde dieren aaneengesloten boerderijen bieden ze de toerist een exclusieve safari langs uitstervende diersoorten. Ze huisvesten tientallen bedreigde neushoorns en chimpansees, met als topattractie ‘The Last Male Standing’, de laatste nog levende mannelijke noordelijke witte neushoorn.
Vier weken geleden vielen de met automatische geweren bewapende Samburu’s Suyian binnen. Op weg naar deze boerderij van bijna 18.000 hectare razen stofduivels over een kalend landschap. Daarboven torent Mount Kenya, door klimaatverandering de afgelopen twintig jaar vrijwel ontdaan van sneeuw. In de gemeenschappelijke gebieden resten nog slecht stoppels gras, in Suyian is nog wel gras en beschermen bomen de uitgedroogde grond en schuilt er water achter de gebouwde dammen.
Archie Voorspuy, bedrijfsleider van Suyian, ontvangt over de radio in zijn hoofdkantoor een noodbericht. „De nomaden schieten op mijn arbeiders. Op mij is al drie keer geschoten de afgelopen dagen”, zegt hij. Archie is wit, maar „geboren en getogen in Kenia”. Hij fokt 3.500 koeien op Suyian. Vorige maand kwamen daar plots 56.000 stuks vee bij van de binnendringende nomaden.
De laatste witte boeren van Laikipia zijn hulpeloos. Want niet alleen de droogte maar ook de politiek wakkert het geweld tegen hen aan. In de aanloop naar verkiezingen in augustus spreken sommige politici in Lakipia zich uit ten gunste van de bezettingen. Een stem in ruil voor gras.
„Nog drie weken en dan is ook op Suyian al het gras op”, voorspelt Archie. „Daarna hoop ik dat de droogte niet verder wordt gepolitiseerd.”
Dit artikel verscheen op 21-2-2017 in NRC Handelsblad