Op maandag vier maart gingen de Kenianen naar de stembus. Vijf jaar geleden ontaardden de verkiezingen nog in gevechten tussen rivaliserende stammen. Een nieuw kiesstelsel moet stabiliteit brengen.
Onder zijn wild wapperende spandoek lepelt ‘captain’ Ogoldede een papaja uit. Op een winderige kruising op het platteland van West-Kenia voert hij campagne voor de verkiezingen van maandag. In de schaduw snijdt een vrouw spinazie. De dorpsgek rent ongehinderd door de hitte met een stok suikerriet rond. Een bromtaxi, beladen met vier passagiers, komt aanrijden over de verlaten zandweg. Captain Ogoldede houdt de brommer aan en maakt een praatje. „Vergeet niet op mij te stemmen”, maant hij de voorbijgangers. De brommer verdwijnt in een stofwolk.
De laatste verkiezingen in Kenia waren eind 2007. Het eens zo stabiel geachte land balanceerde in de eerste twee maanden van 2008 op de rand van de afgrond. Er was fraude gepleegd bij de verkiezingen en ‘winnaar’ Mwai Kibaki (lid van de Kikuyu-stam ) werd in het holst van de nacht beëdigd. ‘Verliezer’ Raila Odinga (lid van de Luo-stam) riep zijn aanhangers op tot verzet. Zij blokkeerden wekenlang de hoofdwegen.
De Kenianen hadden gestemd op basis van de stam waarvan ze deel uitmaakten en nu braken er stamgevechten uit, tussen de Kikuyu’s en de Kalenjin, en tussen de Kikuyu’s en de Luo’s. Politici vuurden jongeren aan die met kapmessen en speren huizen aanvielen en oogsten van hun tribale tegenstanders in brand staken. Officieel vielen er 1.100 doden, maar vermoedelijk waren er vele duizenden slachtoffers en honderdduizenden ontheemden.
Onder grote buitenlandse druk en na bemiddeling van Kofi Annan, ex-secretaris-generaal van de VN, vormden de Kibaki en Odinga een coalitieregering. Ze beloofden hervormingen, zoals de reorganisatie van de politie en het gerechtelijke apparaat. De belangrijkste hervorming was de in 2010 aangenomen nieuwe grondwet, die moet voorkomen dat het land opnieuw door stamgeschillen verscheurd raakt. Kenia heeft nu een gedecentraliseerd kiesstelsel (zie kader).
„Op het platteland konden we nooit de vruchten van de centrale regering in Nairobi plukken”, zegt captain Ogoldede. „Nu staat de politiek dichter bij de mensen”. Plaatselijke problemen beheersen de campagnes. „Ik beloof hier een verharde weg aan te leggen”, wijst hij naar een modderpaadje dat naar het Victoriameer leidt. En, met een blik op de moeder die de spinazie aan het snijden is: „En ik ga de vrouwen kennis bijbrengen.”
In een sloppenwijk van de westelijke stad Kisumu wringt kandidaat James Were zich door nauwe steegjes en springt hij over plassen vol gakkende ganzen. Were geeft hier les op een school. „Bij de verkiezingen voor districtraden stemmen Kenianen niet op kandidaten om wat die beloven, maar om wat ze in het verleden voor mensen hebben gedaan”, zegt hij tegen een groepje vrouwen bij een waterpomp. De vrouwen jubelen en beloven te stemmen op Were, de man die ze kennen.
Leraar Were gaat te voet verder, naar vissers bij het Victoriameer. Vrouwen slijpen hun messen en krabben de schubben van een nijlbaars. Verwacht hij geweld in Kisumu, net als vijf jaar geleden? „Nee, door deze decentralisatie kennen de Kenianen hun kandidaten beter”, denkt hij. „Ze laten zich niet meer ophitsten en omkopen”.
Parlementskandidaat Abdul Dubai voert campagne in eettentjes onder studenten. Hij hekelt de nationale verkiezingscampagnes van de toppolitici. „Ze richten zich op hun eigen stam.” Abdul is van Arabische afkomst, een kleine minderheid in het door de Luo-stam bewoonde West-Kenia. „Het tribalisme heeft Kenia vergiftigd”, verkondigt hij. „Ik ben Arabier en toch houden de Luo’s van me. Ik laat zien dat het anders kan.”
Aan de oppervlakte oogt Kenia als een van de meest vrije en moderne landen van het continent. Maar het is ook een van de naties die het meest op stammenbasis zijn verdeeld. In hun strijd om de macht rekruteren de politici hun aanhang op basis van stam en wakkeren zo tribale tegenstellingen aan. Bij bijna iedere gang naar de stembus sinds de introductie van het meerpartijenstelsel in 1992 was er geweld, met als dieptepunt 2008. Ook nu is de vrees groot voor geweld op 4 maart en bij een mogelijke tweede ronde, enkele weken later.
„Het nieuwe systeem na de herziening van de grondwet is goed, maar de politici deugen nog steeds niet”, zegt activist Joshua Nyamori in Kisumu. „Raila Odinga, de kandidaat van de Luo’s in het westen, is een succesvolle populist. Kenianen willen helden als leiders. Uhuru Kenyatta, Odinga’s grootste rivaal, appelleert aan die stamgevoelens onder zijn Kikuyu’s. Er bestaat geen werkelijke keuze, want de numerieke sterkte van de stammen bepaalt de uitkomst. Het is het dilemma van de democratie in Afrika.”
De stam is de enige solide groepsformatie in Afrika; sociale klassen zijn nauwelijks gemobiliseerd. Moderne politici presenteren zich tijdens de campagnes als stamleiders, ze laten zich verentooien of luipaardvellen omhangen en zwaaien met ceremoniële knuppels. „Onder elkaar stellen de politici zich veel minder tribaal op”, legt activist Joshua uit. „Ze hebben dezelfde belangen, bezitten grote lappen grond en zijn corrupt. De families van de grote politieke leiders controleren met hun bedrijven grote delen van de economie”.
Ieder nationaal probleem raakt besmet met belangen van stammen. Een voorbeeld. De snelweg van Kisumu naar de in Midden-Kenia gelegen stad Nakuru voert door rijke landbouwgebieden rond de bergketen Mau. Het woud van de Mau zorgt voor regen; het heet ‘de badkamer van Kenia’. Kenia bouwde een effectieve landbouwsector op: tractoren ploegen de velden, tienduizenden arbeiders werken op grote koffie- en theeplantages en langs de wegen staan de melkflessen om te worden opgehaald. Onder bescherming van de toenmalige president Daniel arap Moi, een Kalenjin, konden honderden van zijn stamleden zich in de bossen van de Mau vestigen. Maar door hun boomkap kwam het ecosysteem in gevaar en vielen rivieren droog. Premier Odinga stuurde daarom drie jaar geleden de ‘kolonisten van Kalenjin’ het oerwoud uit. Dat kost hem bij deze verkiezingen de stemmen van de Kalenjins.
De decentralisatie heeft gevolgen voor stamverhoudingen. „De Kalenjins beschouwden Nakuru als hun Jeruzalem”, vertelt mensenrechtenactivist Joseph Omondi in Nakuru. „Het was vroeger de hoofdstad van de grote provincie Rift Valley met de Kalenjins in de meerderheid. Nu is het nog slechts één van de 47 deelstaten, en vormen de Kikuyu’s de meerderheid. Als bij de deelstaatverkiezing alle zetels naar Kikuyu-kandidaten gaan, vrees ik voor wraak van de Kalenjins. Stambelangen gaan boven alles. Kenia is een natie zonder nationalisme.”
In de bergen boven Nakuru bij het stadje Njoro wijst een boer naar links. „Dáár wonen de Kalenjins en aan de andere kant van het pad wonen wij, de Kikuyu’s. Na de vorige verkiezingen konden we niet meer samenleven: je had een Kikuyu-bus en een Kalenjin-bus, een markt voor Kikuyu’s en een voor de Kalenjins.” Na de verkiezingsuitslag hadden de Kalenjins de Kikuyu’s gesommeerd te vertrekken. De Kikuyu’s kregen hun land in Midden-Kenia direct na de onafhankelijkheid in 1963 onder Kikuyu-president Jomo Kenyatta land ten koste van de Kalenjins. Landbezit is en was de kern van het conflict tussen Kikuyu’s en de Kalenjin. Daaraan is niets veranderd.
Van Njoro naar het noordelijker gelegen Eldoret slingeren de asfaltwegen zich door dennenbossen en weiden met Friese koeien. De wolken raken bijna de aarde in deze hooggelegen gebieden, die zo vruchtbaar zijn dat de blanke kolonisten destijds de naam Eldoret verzonnen, hun eldorado. De geur van gezaagd hout verspreidt zich over de golvende maïsvelden. Hier lag in 2008 het epicentrum van het geweld tussen Kikuyu’s en Kalenjins. Bij deze verkiezingen koos de Kikuyu Uhuru Kenyatta de Kalenjinvoorman William Ruto als zijn running mate. Samen kunnen ze op meer dan 40 procent van de stemmen rekenen. Met dit wonderlijke akkoord zijn echter de bloedvetes tussen de Kalenjin en de Kikuyu niet voorbij.
Vlak voor Eldoret loopt een zandpaadje naar Kiambaa. Dit gehucht werd het symbool van het geweld in 2008. Overal aan de horizon lichtte het vuur op van brandende huizen en akkers. In het kerkje van Kiambaa zochten Kikuyu’s bescherming voor de furie van de Kajenjins. Die staken het kerkgebouw, vol oude mannen, vrouwen en kinderen in brand: 37 Kikuyu’s kwamen om het leven. „We hoorden hun doodskreten”, vertelt Julia Keino, een Kalenjin-vrouw. Ze rende weg van de kerk en zocht veiligheid bij haar stamgenoten.
Joseph Kairuri zat die dag opgesloten in de kerk. „Ik wist aan het vuur te ontsnappen en de Kalenjin-strijders bewerkten mij met messen in mijn nek en op mijn armen.” Hij toont zijn verlamde rechterarm. Kairuri kent degenen in de buurt die hem probeerden te doden. „Ik heb hen vergeven. Wat kan ik doen? Anders ben ik hier niet veilig. De helft van de Kikuyu’s zijn weggevlucht, maar ik geef mijn akker niet weg aan de Kalenjins.”
Het Internationale Strafhof in Den Haag klaagde twee jaar geleden zowel Uhuru als Ruto aan voor misdaden tegen de menselijkheid, begaan in 2008. In afwachting van hun proces trekken de twee rivalen van destijds nu samen op: door hun pact hopen ze veroordeling voor de misdaad van toen te voorkomen. Hun stamleden blijven elkaar echter wantrouwen. Kikuyu Joseph die in de kerk zat: „Kalenjins willen ons land afpikken, we moeten op onze hoede blijven. Overdag prediken ze vrede en vallen je ’s nachts aan.” Kalenjin Julia die opgesloten kerkgangers niet te hulp kwam: „Kikuyu’s zijn kameleons, je kunt ze nooit vertrouwen.”
In de lawaaierige warboel van Eldoret maken hulpverleners en vredesactivisten zich op voor een noodsituatie door een nieuwe stammenoorlog. Niemand vertrouwt erop dat het verbond tussen Kikuyu en Kalenjin standhoudt. Leden van minderheidsstammen die niet op de coalitie van Uhuru en Ruto stemmen, vrezen dit keer doelwit te worden en verlaten de gebieden rond Eldoret. Plannen voor ontheemdenkampen en voedseldistributie liggen klaar. Ieder stamlid klaagt over bedreigingen door iemand van een andere stam.
„De pogingen van hulporganisaties voor verzoening zijn mislukt”, stelt een sociaal werker van de Anglicaanse kerk in Eldoret. Hij struinde vier jaar lang het land af om de stammen bijeen te brengen. „Vrede is tegenwoordig goede handel. Actiegroepen incasseren geld van buitenlandse donoren. Ze houden een mooie babbel bij de boertjes, maar het heeft geen effect. Want het oorspronkelijke probleem bestaat nog: de Kalenjins geloven nog steeds dat de Kikuyu’s hier niet thuishoren.”
Moses Kanui is een voormalig atleet en nu hoteleigenaar in Eldoret. Hij heeft niets op met de politici die verdeeldheid zaaien. „Atleten verenigen de natie, luisterden de Kenianen maar meer naar ons”, zegt hij. Eldoret en het nabijgelegen Iten staan bekend als de kweekvijver voor internationaal atletisch talent. Ook voormalig kampioen Kanui bezit een trainingskamp, dat hij net als in 2008 uit voorzorg heeft gesloten. In 2008 kwam zijn vriend, de atleet Lukas Sang, om bij stamgevechten. „Ach, al die onzin over stamafkomst”, zucht Kanui. „Jongeren hangen werkloos rond en laten zich door de politici betalen om geweld te plegen. Armoede veroorzaakt geweld. Eens breekt een strijd uit tussen arm en rijk. Dat zijn de enige twee echte stammen in Kenia.”
Eerst gepubliceerd op 2 maart 2013