De shampoo bijt in mijn ogen als plots het laatste water uit de douche druppelt. Het water in onze tank is weer op. Het is een dagelijks ongerief, onvergelijkbaar met het lot van miljoenen bewoners in de Hoorn van Afrika, waar dit jaar ruim 15 miljoen mensen hulpbehoeftig zijn door droogte. Droogte verschijnt in een steeds snellere en noodlottige kringloop in grote delen van Afrika.
Ook in 1973, toen ik voor het eerst naar Afrika kwam, heerste er droogte. Razende stofwolken trokken over een schraal land. Na maanden zonder regen was de wereld ontdaan van ieder groen en grijs geworden. Buffels en giraffen stierven in het wildpark bij Nairobi, alleen de hyena’s lachten.
“Waarom doet U niets om die arme beesten bij te voeden”, vroeg ik ontsteld aan een wildwachter. Wat een naïviteit van die witte, straalde er van zijn gezicht. “De natuur vindt zijn eigen weg”, antwoordde hij schamper. “Droogte hoort bij het leven, zoals sterven bij het leven hoort. In een cyclus van acht tot tien jaar blijven de regens een seizoen uit of zijn onvoldoende. Droogte is er geweest zolang er een geschiedenis bestaat”.
Wie in Afrika woont, leert de waarde van water kennen. Ieder jaar weer, en steeds vaker. In 2011 hadden bijna tien miljoen mensen hulp nodig in Kenia, Somalië en Ethiopië en stierven er een geschatte 260 000 Somaliërs. In 2017 was er opnieuw sprake van een grote crisis en twee jaar later alweer, nu met 15 miljoen zielen in nood in de drie landen. Volgens de National Drought Management Authority, een overheidsinstelling in Kenia die permanent op het weer let, kunnen dit jaar twee miljoen Kenianen niet overleven zonder voedselhulp.
Altijd waren er vernietigende periodes van droogte. Een grote droogte en de uitbraak van runderpest maakten in 1883 een einde aan de heerschappij van de Maasai in grote delen van Oost Afrika, rampspoed waarvan dit herdersvolk nooit meer zou herstellen. De neergang van dit krijgshaftige volk gaf de Britten de kans om zonder tegenstand Kenia te koloniseren. Die cirkelgang van droogte en afsterven gevolgd door regen en hergeboorte aanvaarde ik als vanzelfsprekend.
Maar er niets meer vanzelfsprekend aan het weer in Afrika, er veranderde iets heel fundamenteels. Want de droogtecyclus is nu niet meer eens in de tien jaar, de regens blijven uit met de regelmaat van om de twee of drie jaar. Ook kennen de seizoenen geen vaste begin- en eindtijden meer, de regenval is grillig en onvoorspelbaar. Kenia wordt inmiddels tot de landen met de grootste waterschaarste ter wereld gerekend. “Misschien wel de grootste uitdaging voor Kenia de rest van deze eeuw is water”, schreef onlangs professor Mogambi, een waterexpert, in de Keniaanse Standard.
In 1983, net begonnen als correspondent, maakte ik mijn eerste droogte reis. De droogte had grote delen van Afrika in zijn greep en honderdduizenden stierven, vooral maar niet alleen in Ethiopië. Ik trok door zuidelijk Afrika en schrok in Zimbabwe in het stadscentrum van een grote afbeelding in de vorm van een thermometer waar het dagelijkse watergebruik van Harare werd bijgehouden. De pijl op de schaal rees naar het niveau “kritiek”. Ik verkeerde toen nog in de veronderstelling een uitzonderlijke ramp te beschrijven. Sindsdien heb ik vrijwel jaarlijks bericht over droogte en voedseltekorten.
In de avond klappen de krekels niet meer en de kikkers willen niet kwaken. Een doodstille tropennacht. De bush verschrompelt. Waar je vroeger niet zonder kapmes doorkwam, kan je nu rechtopstaand doorheen lopen. Hongerig speuren wilde dieren naar voedsel. Roofdieren wagen zich steeds dichter bij de steden en grijpen honden, katten en paarden. Kuddes zebra’s en gazellen vallen boerderijen binnen en peuzelen aan de dwergachtige maïsstengels. Melk en verse groenten worden schaars. Hun prijzen schieten uit de pan, net als die van verdovende planten als mirra en marihuana.
Bij koeien hangt het vel over het been. De veehouders zijn het zwaarst getroffen. Steeds vaker gaan bewoners van het zanderige Noord Kenia met hun koeien op lange trektochten, zelf de kamelen moeten mee. Sommige grassoorten zijn jaren geleden verdwenen, steeds vaker toont de naakte aarde zijn rood/bruine gezicht.
Ook in de steden vertonen de herders zich. Magere koeien en rijzige herdersjongens verdringen zich op de middenberm van een snelweg in Nairobi. De Maasai en hun vee trekken Nairobi binnen, op zoek naar het laatste gras, in achtertuintjes van stadsbewoners, langs wegen, in parken en op begraafplaatsen. Vroeger verbaasden bewoners zich over deze invasie door bushbewoners van hun stad, nu hoort het bij het verscheiden van de jaargetijden.
Ik stink en ben niet de enige. In goede tijden ontvangt mijn huis een keer per week water uit de waterleiding. Maar de goede tijden zijn zeldzaam dus kopen we vrijwel iedere week water, aangeleverd door een privé vrachtwagen, tegen een fors hogere prijs dan het overheidswater. De blauw geschilderde watertankers gingen , net als de Maasai en zijn vee in de middenberm, bij het staatsbeeld van Nairobi horen. Ik hoop dat hun water uit een waterput komt maar vrees soms dat het uit een vervuilde rivier werd gezogen. Een groot deel van afwendbare ziektes als tyfus en cholera zijn het gevolg van slecht water.
In sommige “achtergestelde wijken”, zoals in het jargon van de Wereldbank een sloppenwijk heet, stellen bewoners het weken zonder water. Daar vragen waterverkopers 20(20 eurocent) tot 50 shilling voor een jerrycan van 20 liter. Het tekort is structureel: de vraag naar water in de Keniaanse hoofdstad bedraagt 790 000 kubieke meter per dag terwijl de capaciteit van het stedelijke waterreservoir slechts 526 000 kubieke meter bedraagt. Om de tekorten op te vullen bouwt de regering de zogeheten Northern Collector tunnel, waardoor volgend jaar 140 000 kubieke meter per dag aan dat waterbestand wordt toegevoegd. Het project bestaat uit een 12 kilometer lange en vier meter brede tunnel door heuvels en bergen en tapt water af van drie rivieren ten noorden van Nairobi.
Eens verzoop het gebied waar nu Nairobi ligt in water. De kolonisatie door de Britten begon in 1895 met de aanleg van een spoorweg van Mombasa aan de Indische Oceaan de binnenlanden in. In 1899 bereikte de ijzeren slang enkare nyirobi, “de plek van het koude water” in de taal van de Maasai. Nairobi was tweehonderd jaar geleden een zompige papyrusvlakte omringd door beboste heuvels met over rotsen kabbelend water. “Verlaten maar inspirerend”, noemde een Britse spoorwegbouwer de omgeving, “een moerassig en volgelopen platteland, zonder mensen, het domein van allerlei soorten beesten”.
Onder ieder afdak in de stad staan grote zwarte watertonnen, want het oogsten van water is het steekwoord. Welke kant ook je de hoofdstad uitrijdt, er woedt een strijd om water. Een boer die regenwater in een kuil opvangt in de geërodeerde heuvels te oosten, of de Maasaiherder op de zuidelijke grassavanne waar de overheid het water achter dammen insluit voor zijn vee.
Bevolkingstoename -ieder decade komen er tien miljoenen Kenianen bij- en de druk op het land dragen bij aan de groeiende watertekorten. Overal waar ik om me heen kijk, is nagenoeg iedereen jonger dan dertig jaar. Een bevolkingsexplosie ongehoord in de menselijke geschiedenis. Het rustieke Kenia waarin ik in de jaren zeventig landde, kan zich alleen nog een kleine minderheid van de bevolking herinneren.
Met steeds meer zorgen praat iedereen over regen. Ieder gesprek loopt, na de uitgebreide uitwisseling over het wel en wee van de familie, over in de uitwisseling van nieuws over het weer. Ik kwam terug uit een oorlog en wilde me ontladen door er over te vertellen aan mijn vrienden. Na korte tijd vielen ze me in de reden met iets belangrijkers dan oorlog: “En, regent het daar”?
Dit verhaal verscheen eerder in NRC Handelsblad op 6-9-2019
Alle foto’s van Koert Lindijer, behalve foto 2