interviewJan Pronk: Een buikspreker van een andere beschaving

Jan Pronk: Een buikspreker van een andere beschaving

Reading Time: 7 minutes

Jan Pronk (1940) is een buikspreker van een andere beschaving. Als minister van Ontwikkelingssamenwerking in de jaren zeventig, tachtig en negentig en als speciaal VN-gezant in Soedan vanaf 2004 liet hij zich drijven door solidariteit met slachtoffers van talrijke conflicten. Over wasbordwegen en in gammele vliegtuigjes landend op pokdalige airstrips, pendelde hij in de Hoorn van Afrika tussen guerrillastrijders en plucheplakkende staatshoofden, om voedsel te mogen afleveren en oorlogen te beslechten.

Zijn missionaire drang van toen steekt scherp af tegen het huidige politieke klimaat, waarin de internationale betrokkenheid heeft plaatsgemaakt voor cynisch nastreven van eigenbelang. Recent symbool voor dat wegkijken is de omsingeling en uithongering sinds meer dan vijfhonderd dagen van de middelgrote stad Al Fashar in Soedan, met dreigende etnische zuivering. Dit drama leidt nauwelijks tot internationale verontwaardiging, terwijl in Pronks tijd grote hulpoperaties op gang kwamen. „Een interventie ter bescherming van humanitaire konvooien naar Al Fashar kan nu niet, daar durft niemand over te spreken in het kader van de VN. Omdat die zijn ontmanteld”, vertelt Pronk. Zijn boek Scheuren rond de Hoorn van Afrika verscheen in september bij Walburg Pers, onderdeel van een cyclus over zijn periode als minister.

De wereld is verdeeld en daardoor functioneren de Verenigde Naties niet meer?

„De VN zijn zwak omdat de drie grootmachten in de wereld strijden om invloedssfeer. Dat gold niet in de jaren negentig, toen bestond er eenheid in de Veiligheidsraad. Nu hebben sommige grootmachten belang bij het voortduren van de oorlog. Ik opereerde destijds in een gunstige geopolitieke situatie, want na de val van de Berlijnse muur in 1989 hadden Oost en West geen interesse in het uitbreiden van hun politieke invloed. Daardoor konden er heel veel veranderingen in Afrika plaatsvinden. Dat is nu achter de rug. Er is een derde belangrijke machtsfactor bijgekomen: het islamitisch extremisme. En een vierde: die van Big Tech en Big Finance en Big Pharma, die regeringen en markten controleren, waardoor er in economisch opzicht nauwelijks meer door regeringen kan worden gestuurd.”

Pronk hekelt in zijn boek de leiders van zijn tijd. Ze bewezen vrede vooral lippendienst, schrijft hij: „Ontwikkeling werd vereenzelvigd met eigen profijt, het recht op bescherming gold alleen voor de eigen groep, humaniteit werd ontzegd aan tegenstanders, terwijl mensenrechten niet werden gezien als een absoluut en ondeelbaar concept maar als een exportproduct van het Westen.” Pronk schroomde niet zulke machthebbers daarop aan te spreken, ook wanneer dat als betutteling of westerse bemoeienis werd opgevat. Destijds lagen veel landen op hun knieën; vandaag zijn regimes zelfbewuster en minder ontvankelijk voor die inmenging.  

U was het niet altijd eens met de Westerse eisen, schrijft u. Maar toch, Afrika moest luisteren naar de eisen van de witte man. Of die nu uit Washington, Parijs, Londen of Den Haag kwam.

„Ik heb in die tijd conferenties georganiseerd over Afrika. Daar kwamen Afrikaanse leiders aan het woord die het Westen bekritiseerden, en dat was ook mijn bedoeling. In deze eeuw is het Westen daarentegen buitengewoon arrogant geworden. Nu wordt Afrika weer gezien als een wingewest. Het Westen is eigenlijk met hangende pootjes vertrokken uit Afrika, omdat we een nogal hypocriete politiek hebben gevoerd. Ook op economisch terrein. En omdat we de mensenrechten op geen enkele manier evenwichtig hebben gerespecteerd. Mensenrechten voor witte Europeanen, en niet voor Afrikanen. Dat wordt gezien in Afrika. Intussen is de invloedrijke westerse rol overgenomen door Rusland en China.”

Uw opvolger wilde niets weten van uw opgebouwde dossier. Toenmalig premier Wim Kok vond die betrokken manier ook maar niets. En Europese ministers zijn weinig bezig met Afrika, zegt u in uw boek. Is het zo dat links Europa weinig met Afrika op heeft?

„Helaas is links Europa heel erg met zichzelf bezig. Het gaat er nu vooral om een dam op te werpen vanuit links door goed samen te werken en sterker te worden tegen ondemocratisch rechts. Daar gaan dus al die politieke debatten over. Die zijn onder meer gericht op migratie en asiel. En op discriminatie. Dat is de cultuurstrijd van dit moment. Links was in de jaren zeventig veel meer bezig met de global south.


„Lees het partijprogramma van de Partij van de Arbeid er maar op na. Mooi programma hoor, maar alle prioriteiten hebben te maken met Nederland. Mijn grote politieke debat is altijd geweest dat als je praat over solidariteit, en dat is de kern van een sociale democratie, dan geldt dat ook voor mensen over de grens. Die zijn er vaak slechter aan toe door ons, door ons koloniale verleden. Maar ook door ons neokoloniale optreden.”

In het boek noemt u enkele ijkpunten: geen witte suprematie, minder uitstoot van broeikasgassen, minder competitie om grondstoffen en minder materiële economische groei. En minder belemmering voor vluchtelingen. Met zo’n programma kom je niet ver in de Nederlandse politiek.

„Nee, in Nederland niet. Maar ik blijf er wel voor vechten. Om een einde te maken aan post- en neokolonialisme, die een voorplan vormen voor racisme. We hebben echt een omkering nodig van internationaal beleid. Dat is ook in Nederlands en in West-Europees belang. Als we dat niet doen, dan verliezen we onze geloofwaardigheid, die we toch al bijna kwijt zijn.”

Pronk reageerde onlangs sterk afwijzend op de aangekondigde deal in oktober tussen Nederland en Oeganda om afgewezen migranten naar Oeganda te sturen. De oud-minister ziet hoe Afrikaanse belangen consequent ondergeschikt worden gemaakt aan Europese agenda’s. ,,Er wordt weer een spelletje met Afrika gespeeld ten behoeve van de binnenlandse politiek binnen Europese landen. Het idee om mensen, waar ze ook vandaan komen, de Middellandse Zee over terug te sturen is kortzichtig, zonder zicht op de werkelijke redenen waarom mensen migreren. Het is één grote brok hypocrisie.”

DE LEIDERS

In 1991 veroverde in Ethiopië de guerrillabeweging van Meles Zenawi de macht. Pronk en de intellectueel Meles konden zich met elkaar meten. Uren debatteerden ze over ontwikkelingen in Afrika. Nadat Pronk hoogleraar aan het Instituut voor Sociale studies in Den Haag was geworden, studeerde Meles bij hem af met een scriptie over het autoritaire Ethiopische bestuursmodel. Daarna wilde hij een master doen met een proefschrift over mensenrechten.

Pronk ontmoette talrijke malen de Ethiopische en Eritrese leiders Meles Zenawi en Isaias Aferwerki. “Ik had respect voor hem”, zegt Pronk over de toenmalige Ethiopische leider Meles. En in zijn boek schrijft Pronk: “Meles had een onuitputtelijke kennis van de geschiedenis van Afrika en grote belangstelling voor economische ontwikkelingen. Hij sprak altijd met kennis van zaken, benaderde problemen van verschillende kanten en had begrip voor nuanceringen, maar toonde zich uiteindelijk altijd beslist.

“Meles en de Eritrese leider Isaias Aferworki hadden een nauwe familieverwantschap; zij spraken elkaar aan met ‘neef’. Isaias was veel minder bedachtzaam dan Meles. Hij betrok snel een positie en was daarvan niet gemakkelijk af te brengen. Meles bleef in alle jaren dat ik hem kende dezelfde. Isaias niet. De eerste tijd was hij hartelijk en joviaal, later gesloten, verbitterd en paranoïde. Toen zag hij overal vijanden, ontwikkelde zich tot een despoot en had geen erbarmen voor wie zich tegen hem keerde. Met zijn bezoekers discussieerde Isaias op het scherpst van de snede, hij kon luisteren, maar gaf nooit iets toe. Meles had er diep over nagedacht. Diens visie kwam overeen met de mijne: te veel ontwikkelingslanden waren door het IMF, de Wereldbank en Westerse donorlanden onder druk gezet om, onder het mom van ‘goed bestuur’, naar de pijpen te dansen van transnationale ondernemingen en banken. 

“Aan beide kanten had koppigheid een grote rol gespeeld. Ik had zowel Meles als Isaias leren kennen als onafhankelijk denkende en zelfstandig opererende politieke leiders, die afstand konden nemen van hun eigen partijelite. Meles kwam echter in eigen land kennelijk toch vast te zitten in een web van politieke belangengroepen, terwijl Isaias zich niet kon losmaken van eigendunk, eigen gelijk en het idee dat de hele wereld zich tegen hem keerde. 

“In tegenstelling tot Isaias leek de persoon van Meles een garantie te zijn voor verlicht beleid: wijs, rechtschapen en toegewijd. Hij had een diepgaande kennis van de verhoudingen in zijn eigen land en in de landen daaromheen. Meles stelde bovendien de juiste prioriteiten: verbetering van het lot van arme kleine boeren en terugdringing van de macht van buitenlands kapitaal. Hij was niet uit op persoonlijk gewin, hield van discussie en debat, en bleef studeren. Hij slaagde er lang niet altijd in binnenlandse conflicten te de-escaleren en was afhankelijk van de medewerking van voormalige medestrijders die machtsposities bekleedden in de regio. Maar hij probeerde oprecht te voorkomen dat zijn regime over de schreef zou gaan.

“Dat gebeurde toch in 2005 toen hij mensen in Addis Abeba op de straten liet doodschieten. Dat was zo’n treurstelling, dat ik hem niet meer wilde zien. Hij was degene die echt democratie wilde in de samenleving maar ineens zag hij zijn positie  in gevaar komen na de verkiezingen. Jaren later, in juli 2012, vertelde de Ethiopische ambassadeur in Nederland mij dat Meles ernstig ziek was en opgenomen lag in een ziekenhuis in Brussel. Meles had niet naar mij gevraagd, maar de ambassadeur zei me dat hij er zeker van was dat hij me graag wilde zien. Ik aarzelde en stelde een bezoek uit. Toen was het te laat. Dat spijt me nog steeds.”

CV Van minister en VN-gezant tot ‘persona non grata’

Johannes Pieter (Jan) Pronk (mei 1940) was in drie kabinetten minister voor Ontwikkelingssamenwerking namens de PvdA: in de periode 1973-1977 (onder premier Den Uyl), 1989-1995 (Lubbers) en 1995-1998 (Kok).

Pronks benoeming tot speciaal gezant van de VN voor Soedan, kwam in 2004. Hier voltrokken zich etnische zuiveringen in de regio Darfur. Twee jaar later verklaarde het regime van de Soedanese president Omar al-Bashir hem tot ‘persona non grata’. Over die periode in Soedan gaat zijn volgende boek.

Delen van dit interview werden eerder gepubliceerd in NRC

Pictures by Petterik Wiggers

Koert Lindijer
Koert Lindijer
Koert Lindijer has been a correspondent in Africa for the Dutch newspaper NRC since 1983. He is the author of four books on African affairs.

Leave a reply

Please enter your comment!
Please enter your name here

Laatste artikels

Gerelateerde artikelen

Geverifieerd door MonsterInsights