Dit is een bewerking van de Stephen Ellis-lezing die ik op 4 december 2024 hield bij het Afrika-Studiecentrum van de Universiteit Leiden.
Afrika heeft zich adembenemend snel ontwikkeld. Het opereert zelfverzekerd op het geopolitieke toneel en ontworstelt zich aan de veronderstelling dat het louter moet worden geholpen. Met de vrijheid van de grote pennenstreek, met de ontkenning van de grote regionale verschillen is dat mijn samenvatting van veertig jaar verslaggeving.
Na een onafhankelijkheidsgolf in de jaren zestig waren halverwege de jaren zeventig zo’n beetje alle landen in Afrika zelfstandig geworden. Voor de eeuwwisseling heette het continent nog ‘het verloren continent’. Nu is het geen bedelaar meer maar een bevoorrechte partner. Afrikaanse leiders zijn assertiever geworden, inwoners lopen niet meer op blote voeten, jongeren lopen niet meer met hun geiten maar volgen onderwijs, en vrouwen en kinderen zwijgen niet meer als mannen beraadslagen.
De afgelopen halve eeuw onderging Afrika enorme en verstrekkende veranderingen. Veertig jaar heb ik daarvan verslag gedaan. In de jaren tachtig ging ik als journalist in Kenia wonen, en mijn professionele taken brachten mij naar bijna elk land op het continent.
Ik wilde me aanpassen en integreren, en reizen door de zielen van andere mensen die vreemd voor me waren. Ik wilde proberen te begrijpen wat hen drijft, wat het verleden is dat hen heeft gevormd. Zoals de Britse historicus en afrikanist Stephen Ellis opmerkte in zijn boek Season of Rains : „Geschiedenis doet ertoe.” Dat is een geschiedenis inclusief slavenhandel, kolonialisme, een halve eeuw ontwikkelingshulp en de IMF-/Wereldbank-dictaten van de jaren tachtig en negentig.
Termen als Afro-optimisme of Afro-pessimisme zijn nooit in Afrika zelf gebruikt, dat zijn meningen van buitenstaanders over het continent. Maar je kunt wel zeggen dat er vijftig jaar geleden, na die onafhankelijkheidsgolf, vertrouwen was. Toch volgde een periode van algemene achteruitgang en zelfs implosie van staten.
Paradoxaal genoeg nam de afhankelijkheid van westerse landen in eerste instantie toe. Witte ministers werden met egards ontvangen, Afrikaanse regeringen vreesden hun invloed. In veel landen gold een streng bezuinigingsregime, opgelegd door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank, die landen moesten helpen bij het ontwikkelen van hun economieën en het op orde brengen van overheidsfinanciën. Als regeringen geen geld meer hadden voor onderwijs of medische zorg, moesten ze van het Westen deze sectoren verwaarlozen. Zoals Ellis schreef: de liberalisering van de Afrikaanse economieën onder druk van het IMF en andere geldschieters versterkte de invloed van informele netwerken en de lokale maffia.
Oorlogen
Er braken in die tijd veel oorlogen uit. Ik heb er veel verslagen. Een kettingreactie begon met Yoweri Museveni die in 1986 de macht veroverde in Oeganda, gevolgd door de overwinning van Paul Kagame in Rwanda in 1994 en die van Laurent Kabila in Congo in 1997. Het leek een tweede bevrijding, opnieuw van onderdrukkende regimes.
Tegelijkertijd vocht het Soedanese Volksbevrijdingsleger in de Hoorn van Afrika in Zuid-Soedan tegen het gearabiseerde noorden, en in de regio’s Eritrea en Tigray werd er gevochten tegen een hardvochtig communistisch regime in Ethiopië. Dit waren bevrijdingsoorlogen, tussen verschillende communistische groeperingen. Ze waren verschrikkelijk, maar ze hadden een doel. Onder de portretten van Marx, Engels en Lenin had ik gesprekken met tot guerrillastrijders getransformeerde studentenleiders, die gedachten hadden gevormd over Albanese landbouwhervormingen, over boerenstand, over klassenstrijd, over democratie.
In 1991 voelden jongeren, in vrijwel alle Afrikaanse landen, zich gemuilkorfd in de eenpartijstaat en kwamen in opstand, op dezelfde manier als nu Generatie Z dat doet. Het verlangen naar verandering was oprecht, maar ook naïef. Al snel werd duidelijk dat een politiek meerpartijenstelsel niet zoveel verschil maakte. Politici moesten daarin harder vechten om een verkiezing te winnen en moesten meer geld uitgeven om kiezers om te kopen, maar de heersende klasse bleef hoe dan ook aan de top. Onder een meerpartijenstelsel werd die wurggreep niet doorbroken, er ontstond niet een minder arrogant leiderschap.
Economische liberalisering
Misschien nog wel belangrijker dan politieke verandering was de economische liberalisering. De economische situatie was in veel landen belabberd geworden in de jaren tachtig en negentig. In Soedan kon je geen brood, theebladeren of suiker meer kopen en thee werd gezet van uien. In Tanzania ontbraken gloeilampen in dure hotelkamers. En als je in Maputo in Mozambique uit eten ging, moest je je eigen bestek meenemen en twee dagen van tevoren bestellen, zodat de kok ingrediënten voor je maaltijd kon gaan kopen. De meeste economieën waren tot stilstand gekomen. Dit was de tijd dat de frase ‘het verloren continent’ werd geïntroduceerd, door buitenstaanders, niet door Afrikanen.
Drastische veranderingen waren onvermijdelijk. De economische hervormingen leidden tot de heropleving van de private sector. Staten verkochten hun bedrijven, in sleutelsectoren als de landbouw en soms ook in de nog beperkte industrie, zoals bier, en hierbij vond er veel diefstal plaats door corrupte overheidsfunctionarissen die deze bedrijven voor weggeefprijzen kochten. Maar het opende ook mogelijkheden voor jongeren, zoals een Nigeriaanse tiener me vertelde: „Vrije markt betekent vrijheid; we kunnen weer deelnemen aan de economie en dat helpt bij het opbouwen van democratie.”
De eeuwwisseling luidde grote veranderingen in. Economische groei, het Westen dat vertrok en het Oosten dat binnenkwam – met name China, maar ook India – met enorme hoeveelheden geld, zorgden voor veel zichtbare veranderingen. Alle kinderen van mijn vrienden en familieleden gingen nu naar school, mensen op straat liepen op gymschoenen, universiteiten schoten als paddenstoelen uit de grond. Met deze nieuwe welvaart kunnen mensen die ook het Afrika van een halve eeuw geleden hebben meegemaakt alleen maar concluderen dat het continent enorm is vooruitgegaan.
In de winkelcentra die de afgelopen decennia zijn ontstaan, kun je bijna alles kopen. Van de nieuwste computermodellen en smartphones tot de nieuwste films en boeken. De wereldwijde fastfoodbedrijven zorgen ervoor dat je dik en ongezond wordt. Maar zodra je deze winkelhallen verlaat, kom je in het openbare Afrika, met enorme gaten in de wegen, corrupte ambtenaren en veel criminaliteit waar de politie niets aan wil of kan doen. Corruptie is in alle landen toegenomen. Dat is ook vrije markt.
De vele openbare infrastructurele projecten – wegen, spoorwegen, internet- en telefooncommunicatie – leiden niet tot veel meer banen en industrialisatie. Ik zie te veel universitair afgestudeerden posters van Bob Marley of Obama verkopen in sloppenwijken in Kenia. Er is gewoon geen werk voor de duizenden en duizenden nieuwe werkzoekenden op de markt.
We beginnen de effecten te zien van de enorme bevolkingsgroei, die ongekend is in de menselijke geschiedenis: 70 procent van de bevolking is jonger dan 30 jaar. Het is twijfelachtig of Afrika op dit moment ruimte heeft voor al deze nieuwe mensen. Bossen worden gekapt als luciferhoutjes, rivieren worden vervuild. De gevolgen voor het milieu zullen in de toekomst enorm zijn. Het is beangstigend.
Jongeren
Op korte termijn is het de vraag hoe al die jongeren aan een baan komen. In Afrikaanse steden zijn honderdduizenden straatkinderen. Dit soort uitzichtloze armoede blijft toenemen, op straat en in de sloppenwijken, de ngo’s kunnen dit nooit oplossen. De Keniaanse hoofdstad Nairobi bestaat voor 70 procent uit sloppenwijken (of achterstandswijken, zoals de Wereldbank ze eufemistisch noemt), en voor de rest uit rijkere delen. Elk gebied heeft zijn eigen economie, zijn eigen regels en cultuur, zelfs zijn eigen taal. In Kenia beschermen een half miljoen particuliere beveiligers elke dag de rijken tegen de armen. Dat betekent dat 1 procent van de bevolking is ingehuurd om de rijkdom van nog eens 1 procent te beschermen tegen de andere 98 procent.
De elite krijgt het steeds beter. In de jaren tachtig zag ik hoe bij het nomadische Samburu-volk het hangslot binnenkwam. Mensen gingen voor het eerst hun kralen en zakje Omo-waspoeder in een kistje als persoonlijk bezit beschermen. Globalisering, individualisering en westerse tradities eroderen Afrikaanse tradities. Met het gemeenschapsgevoel op de terugtocht stevenen we af op een volwaardige consumptiemaatschappij. We halen het nieuwste kunsthaar uit China, of de nieuwe iPhone uit Amerika. Schreeuwende billboards duwen de consument de wonderlijke wereld van consumentenplezier in, op weg naar een zorgeloze toekomst. Durf te leven.
De meeste politici, onderdeel van die elite, staan ver af van de gewone man; ze leven in een totaal andere wereld. Net zoals de Europese kolonisten grote afstand behielden tot hun onderdanen, houdt een dunne bovenlaag van Afrikanen zich afzijdig van de bevolking. Kinderen van de elite zien het platteland alleen op schoolreisjes, ze durven niet naar de sloppenwijken, ze wonen achter hoge muren met bewakers.
Slecht bestuur
Slecht bestuur is het grote probleem. In Kenia verdwijnt naar schatting een derde van de overheidsbegroting door corruptie. Niet alleen stelen overheidsfunctionarissen, ze gedragen zich ook minachtend tegenover burgers. Politieagenten gebruiken burgers als geldautomaten, ambtenaren hebben geen servicementaliteit. Diensten en staatsinstellingen staan onder druk, elektriciteit valt in het hele land weg wanneer apen of giraffen kabels kapotmaken, kraanwater is zelfs in hoofdsteden schaars of vervuild.
In veel landen is de economische groei de afgelopen jaren afgenomen. China is voorzichtiger met investeringen en de schuldaflossingen leunen zwaar op de overheidsbegrotingen. Door lockdowns in de coronatijd gingen vele kleine zakenlui failliet. Afrika is nog steeds aan het herstellen van de pandemie.
We gaan door een delicate fase met mogelijk veel sociale onrust, zoals eind jaren tachtig en in de jaren negentig. In de afgelopen twintig jaar heeft Afrika meer dan 410 verkiezingen gehad. De meeste daarvan waren betwist en veel resulteerden in conflicten. Slechts ongeveer 15 procent van al die verkiezingen zijn goed afgelopen.
De toename van militaire staatsgrepen, met name in de Sahel-regio, samen met de manipulatie van grondwetten, weerspiegelen een democratisch tekort. Deze ontwikkeling roept het spook op van democratische terugval. Vaak resulteert burgerlijk bestuur in slecht bestuur, waardoor militair bestuur een beter alternatief lijkt.
Maar ver weg van de centrale macht is er een ander Afrika in opkomst. Een Afrika dat floreert door de vrijheid om zaken te doen, een Afrika dat wordt gerund door een jonge, goed opgeleide middenklasse, een nieuw Afrika dat internet volledig heeft omarmd. Als we op zoek zijn naar de prikkelende geur van het komende regenseizoen, dan komt die van deze nieuwe groep mensen, niet van de politieke elite.
Stephen Ellis
Stephen Ellis (1953-2015) was een gerenommeerde onderzoeker aan het Afrika-Studiecentrum Leiden (ASCL). Ieder jaar nodigt een commissie bestaande uit de directeur van het ASCL, de voorzitter van de Researchers Assembly van het ASCL en professor Gerrie ter Haar – de weduwe van Stephen Ellis – een spreker uit om de Stephen Ellis Annual Lecture te houden.
Dit stuk verscheen eerder in NRC op 7-12-2024
De hele (Engelstalige) lezing en de reacties daarop vallen terug te lezen op https://www.universiteitleiden.nl/in-de-media/2024/12/annual-lecture-door-koert-lindijer-in-nrc
Or watch it at: https://www.youtube.com/watch?v=ThuW3N5A2pM&ab_channel=AfricanStudiesCentreLeiden