Nergens in Afrika bestaat een land waar zoveel geweld woedt zonder oorlog. Nigeria is een krankzinnige natie, ziek door een overdosis aan materialisme.
De economische hoofdstad Lagos ligt langs dampende kreken en lagunes. In dit onaantrekkelijke klimaat leeft een menselijke hoop, nee, een onmenselijke hoop, op een vuilnisbelt waar iedereen voor de kruimels vecht. Over de verdeling kan niet onderhandeld worden, alleen gestreden. Het gevolg? Agressiviteit, criminaliteit en het einde van de moraliteit.
De politie ontdekte begin vorig jaar onder een viaduct een slagerij van twee kannibalen. Dagenlang stroomden toeristen toe om de geroosterde armen en benen te bekijken. In het labyrint van wegen en viaducten die zich als spaghetti door de stad slingeren en de eilandjes met elkaar verbinden, begonnen in de altijd aanwezige files verkopers kalenders aan te bieden met foto’s van de kannibalenkoopwaar. Om op te hangen naast het kruidenrekje in de keuken. Het duurde tot de komst van een burgerregering enkele maanden later voordat de kalenders verboden werden.
Nergens zwaaien in de openlucht zoveel zwarte penissen, nergens schijten en pissen mensen zo openlijk en ongegeneerd als in Lagos. Een gore stadsjungle. Onder de bruggen leven mensen tussen het ophopende afval en de stront. Nergens is er ruimte, overal is het druk, nooit ben je alleen, nergens is er plaats voor een zingende vogel of een eekhoorn. De dierenwereld van Lagos bestaat uit aasdieren, ratten, wormen, vliegen en muskieten.
Lagos is een gekkenhuis waarvan niemand meer weet waarom hij er gekomen is. Misschien dat sommige bewoners nog een zweem van menselijk geluk ervaren als ze zich in één van de duizenden evangelische kerkjes verzuipen in het opzwepende, dwaze gezang. Misschien.
Mijn chauffeur Rasaki loodst mij sinds jaar en dag wanneer ik Lagos aandoe door deze woestenij. Ik vraag hem of hij wel eens droomt van rust, van het platteland, van een sjirpende vogel. ,,Oh ja”, antwoordt hij, ,,ik zou wel eens een weekeindje naar Ibadan willen, lekker in een hotel en uitrusten.” Ibadan, een miljoenenstad op een uurtje rijden, is even vies en triest als Lagos. Uitrusten in een Nigeriaans hotel? Hotels in Nigeria zijn smerige gelegenheden waar je met wantrouwen wordt ontvangen en voor twee dagen vooruit moet betalen. In de kamer waar de vochtige hitte in de dampige tapijten is getrokken, is op al het meubilair, op de spiegel en de televisie een nummer gekrast. Want Nigerianen stelen alles, vertellen de hotelbediendes.
In het grote Ikoyi hotel van Lagos had ik na een verblijf van vijf dagen voor mijn laatste dag geen voorschot betaald. ’s Avonds bleek mijn kamer met een zware ketting afgesloten, de sleutel onvindbaar bij de manager die vertrokken was. Mijn woede vond geen begrip bij de hotelstaf, dan had ik mijn voorschot maar moeten betalen. ,,Weten jullie dat nergens in de wereld van tevoren voor een maaltijd of een verblijf in een hotel betalen hoeft te worden”, wierp ik tegen. Grote verbazing.
In het museum van Lagos komt een glorieus verleden van Nigeria tot leven. Betoverd mooie kunst van oude rijken, zoals Benin in het westen en het noordelijke sultanaat van Sokoto. Het gehucht Lagos heette vóór de komst van de Portugezen nog Eko. Vergeelde foto’s van begin vorige eeuw tonen een rustiek stadje aan de kust, met houten huisjes en fietsende inwoners, en water waarin je nog kon zwemmen kon. Lagos telde in 1950 290.000 inwoners, in 1963 één miljoen.
Na de koloniale tijd kwam de oliewelvaart. In de jaren zeventig bracht olie veertig dollar per vat op. ,,Ons probleem is niet geld, het probleem is hoe het uit te geven”, zei een minister triomfantelijk. Ambtenaren kregen twee keer per jaar een loonsverhoging. Het platteland liep leeg. Iedereen trok richting stad om een aandeel te vergaren in de bonanza.
Lagos raakte overvol, maar er was geld en werk. Alle rijkdom werd geconsumeerd. Nigeria kende rijkdom zonder ontwikkeling, materiële vooruitgang zonder inspanning. Het land hield op met voedsel produceren. Het bouwde marmeren hallen, glimmende kerken en deftige villa’s. De Afrikaanse decadentie.
Als een zeepbel spatte het paradijs uiteen. Eind jaren zeventig kelderde de olieprijs, eerst tot twintig dollar per vat en toen lager en lager. Het kon niet terugvallen op de landbouw, want de meeste Nigerianen vertikken het om in de grond te wroeten. De driebaanswegen zitten nog altijd verstopt met files maar nu ogen de Mercedessen en Peugots als oud schroot. Langs en door de files loopt een leger van werkloze jongens en meisjes met consumptiegoederen. Alles bieden ze aan. Toiletbrillen, brood, ijswater in plastic zakjes, kranten, verdroogde ratten en gedroogde vis. Ze tikken op de raampjes, maken bokkensprongen om de aandacht te trekken en springen behendig weg voor agressief optrekkende automobilisten. Die houden hun raampjes gesloten om de zweterige lucht en de criminaliteit buiten te houden. De weg heeft gaten, de berm is een riool.
Er is geen werk meer. Iedereen verdient een kruimel aan hetzelfde product. Een groothandelaar koopt vlees, verkoopt het aan een slager, die verkoopt het aan een kleinhandelaar, die het doorverkoopt aan een jochie die het langs de straten slijt. Onder aan de keten verdient de venter een gulden per dag, bovenaan bedraagt de winst tien gulden. Kan je daar niet van leven, dan zoek je soelaas in de misdaad.
Lagos is met Johannesburg wel de crimineelste stad van Afrika genoemd. Rasaki neemt een lange omweg als hij me ’s avonds naar de luchthaven brengt. Want de boeven kennen precies het schema van de buitenlandse vluchten en wachten de rijke reizigers langs de weg op. Een collega liep onlangs in een hinderlaag in een file op weg naar de luchthaven. Een kind kroop onder zijn auto en sneed de benzinepijp door. Even verderop stond een mecanicien te wachten. Die maakte nog iets kapot waarna de boeven verschenen. ,,Vijfhonderd dollar of je leven”. En ze menen het. In de file, omgeven door honderden mensen, vermoorden ze je.
Zelfs vliegtuigen op de landingsbaan van de internationale luchthaven worden overvallen. Overigens, de situatie op de luchthaven is beduidend verbeterd. Je wordt tegenwoordig niet meer vóór de douanecontrole door criminelen benaderd, dat gebeurt nu pas daarna.
De mensenmassa is te groot geworden om er nog orde in te kunnen aanbrengen. De politie is onderbetaald en corrupt. Dieven sluiten rond zonsondergang een straat af, gaan in de nacht van huis tot huis om in de ochtend in een vrachtwagen met de gestolen goederen te vertrekken. Gewapende overvallers, heten ze. In de steden en op de wegen ertussen, overal opereren ze, in samenwerking met politie of soldaten.
Lagos is tevens berucht voor zijn geperfectioneerde misdaad. Een Britse zakenman komt een contract tekenen ter waarde van miljoenen dollar op het ministerie van defensie. Hij wordt binnengeleid door een deur waarop het bordjes ‘generaal’ is geschroefd. De overeenkomst wordt getekend en de zakenman laat enkele tienduizenden dollars achter voor de generaal als beloning. De volgende dag wipt hij nog even bij de generaal langs om iets te regelen. Het bordje op het kantoor is verdwenen, niemand in het ministerie zegt de Brit te kennen. Hij wordt bedreigd met arrestatie als hij niet onmiddellijk het land verlaat.
Eigenlijk mag ik als buitenlander niet zulke dingen over Nigeria en Lagos schrijven, alleen de Nigerianen zelf mogen dat. Toen de Amerikaanse chef strijdkrachten Colin Powell het land enkele jaren gelden een ‘natie van dieven’ noemde, krenkte hij Nigeria’s nationale trots. Niet omdat wat hij zei onjuist was, maar omdat hij buitenlander was. Nigerianen zijn een dynamisch volk met voldoende zelfspot om de krankzinnigheid van hun leven zelf te bespreken.
Voor Lagos lijkt er weinig hoop. De machtige magneet verliest zijn kracht. Lagos is nu met dertien miljoen inwoners de op zes na grootste stad ter wereld. Over tien jaar tijd zal Lagos 21 miljoen zielen tellen. Het metropool dreigt uit zijn voegen te groeien, over de grens naar Benin.
Lagos is in Afrika niet uniek. Kinshasa, Accra, Luanda, ze worden steeds meer onleefbare centra’s. Voorbeelden van wat er gebeurt als te veel mensen in een te kleine ruimte leven zonder bron van inkomsten. Een vloedgolf lijkt de enige oplossing.