Newsflash! Paul Kagame en Etiéne Tshisekedi sluiten vredesakkord in Washington
Een nieuw akkoord brengt Congo geen vrede. “Niemand houdt zich aan het al eerder afgesproken wapenbestand, de strijdgroepen geven er niets om wat er aan de onderhandelingstafels wordt afgesproken”, zegt Stephanie Wolters van het Zuid-Afrikaanse Instituut voor Internationale zaken. “Er is geen enkele vooruitgang geboekt sinds het principeakkoord in Washington.” Onder leiding van Amerika praatten Congo en Rwanda al maanden in Washington en de militie M23 met Congo in Doha.
Het oogt paradijselijk rond het Kivu-meer in Oost-Congo: vulkanen rommelen aan de horizon, mist hangt in de valleien, groene heuvels dalen af naar rivieren die door het landschap razen. Maar achter die schoonheid schuilt al dertig jaar een jungle van verraad. Door gewapende groepen is het leven er onveilig, de lokale bevolking kan geen soldaat of politicus vertrouwen. Amnesty International schrijft in een recent rapport over een door militiestrijders verkrachte vrouw: „Ziet ze iemand in militair uniform dan raakt ze onmiddellijk getraumatiseerd.”
Over dit prachtige en grondstofrijke gebied waarin een wrede oorlog woedt, werd afgelopen maand opnieuw onderhandeld in Doha. Daar parafeerden de Congolese regering en de M23 een nieuwe raamovereenkomst onder druk van Qatar en de Verenigde Staten. En nu hebben in Washington de Rwandese president Paul Kagame en zijn collega Etiénne Tshisekedi alweer een verdrag getekend. De centrale vraag blijft echter bestaan: is de M23 bereid om Oost-Congo te verlaten? Vooralsnog lijkt dat onwaarschijnlijk. Hoe kreeg de M23 zo veel invloed, en wat betekent dat voor de toekomst van het conflict?

Onvermijdelijke speler
In de oostelijke regio van Congo ploegen boeren in vodden het land, maar een oogst zien ze zelden. Miljoenen mensen zijn voortdurend op de vlucht voor gewapende groepen die zich met grondstoffen verrijken.
Meer dan honderd strijdgroepen zijn actief in het gebied. Ze schenden mensenrechten, ronselen kinderen en verwoesten het vertrouwen van de bevolking. Onder al die groepen is er één die de verhoudingen de afgelopen jaren nadrukkelijk heeft herschikt. De militie M23, gesteund door buurlanden Rwanda en Oeganda, is uitgegroeid tot een onvermijdelijke speler in Oost-Congo.
Vooral Kigali is al jaren de belangrijkste militaire en logistieke steunpilaar van de M23, die zonder Rwandese soldaten, wapens en bescherming nooit zo’n groot deel van Oost-Congo in handen had gekregen. Begin dit jaar veroverde de militie ook strategisch belangrijke steden als Goma en Bukavu. Duizenden mensen kwamen om het leven.
Voor veel bewoners van Oost-Congo voelt de hoofdstad Kinshasa, haast aan de andere kant van het continent, ver weg. Historisch gezien zijn hun banden met Rwanda en Oeganda veel sterker. Al meer dan een eeuw trekken Hutu’s en Tutsi’s vanuit de overvolle hooglanden van Rwanda naar Oost-Congo, op zoek naar landbouwgrond.

Geschiedenis van rebellie
Het begin van de oorlog in Oost-Congo wordt vaak teruggevoerd op de genocide in buurland Rwanda in 1994. Tot op de dag van vandaag houdt een groep Hutu’s die gelinkt wordt aan die genocide zich schuil in het oosten van het land. Deze groep, die zich de FDLR noemt – Forces Démocratiques de Libération du Rwanda , werkt nauw samen met het Congolese regeringsleger, onder meer om grondstoffen te ontginnen en de strijd aan te gaan met andere milities.
Voor Rwanda vormt de aanwezigheid van deze zogenoemde génocidaires al jaren het vaste motief voor militaire interventies in Congo. President Paul Kagame beschouwt de FDLR als een directe bedreiging voor zijn land.
Elke poging tot vrede in de regio bevat dan ook standaard een bepaling over de uitschakeling van de FDLR en de strijd tegen Hutu-milities. Ook de afgelopen weken woedden opnieuw hevige gevechten tussen de M23-rebellen en (pro-)regeringstroepen, met meerdere clashes in zowel Noord- als Zuid-Kivu.
Met de poging in 1994 om alle Tutsi’s in Rwanda uit te roeien in het achterhoofd hebben Tutsi’s in Congo zich ook bewapend. De Tutsi-milities veranderden de afgelopen dertig jaar regelmatig van naam, al bleef één doel steeds hetzelfde: de belangen van Rwanda en de Congolese Tutsi’s dienen. Ook nu onder de naam M23. „Bij hun eerste rebellie, eind vorige eeuw, kon je nog zeggen dat het een breed gedragen beweging was”, vertelt Dino Mahtani, die jarenlang in Congo als onderzoeker werkte voor onder meer de VN en nu onafhankelijk consultant is. „De militaire leiders waren weliswaar vaak Tutsi’s, maar onder de strijders zaten ook veel leden van andere etnische groepen.”
De steunpilaren van de Tutsi-milities, Rwanda en Oeganda, trokken in 1996 nog gezamenlijk naar Kinshasa om de kleptocratische president Mobutu af te zetten. Maar kort daarna werden ze rivalen en vochten ze rond 2000 drie grote veldslagen met elkaar uit: een vete die de oorlog in Congo alleen maar verder aanwakkerde.

Akkoord van 23 maart
Na een vredesakkoord in Zuid-Afrika rond de eeuwwisseling werden de opstandige Tutsi-milities geïntegreerd in het regeringsleger. Dat mislukte echter en leidde tot een tweede opstand, die in 2009 eindigde met het akkoord van 23 maart, waarna de beweging voortaan M23 – Mouvement du 23-Mars – ging heten. In de jaren daarna veranderde M23 geleidelijk in een beweging die bijna volledig bestaat uit Tutsi’s.
Rijke Congolese Tutsi’s werken via een hecht zakennetwerk samen en bieden elkaar, getraumatiseerd door de genocide, regionaal steun. Maar tegelijk strijden ze onderling om invloed. Toen M23 tijdelijk in het nationale leger was opgenomen, belandden hun leiders zelfs in een vechtpartij in het casino van Goma tijdens een ruzie over geld.
Na het akkoord van 23 maart 2009 bleven de spanningen bestaan. De leiders van M23 kregen hoge posities binnen het regeringsleger. „Bij hun jacht op de FDLR vermoordden ze veel Hutu-burgers die zich tussen de strijders hadden verscholen”, zegt Mahtani. „Tegelijk verdienden ze grof geld door de meest lucratieve mijnbouwlocaties van de FDLR over te nemen.” Toenmalig president Joseph Kabila probeerde na verloop van tijd een einde te maken aan deze praktijken. Hij plaatste de M23-leiders over naar andere regio’s, ver van de mijnen. Maar dat leidde tot desertie en opnieuw een opstand, die in 2012 uitmondde in de inname van de regionale hoofdstad Goma door M23.

Regionale rivaliteit
Die was van korte duur. Onder zware internationale druk trokken de rebellen zich na enkele dagen alweer terug. Een deel van de M23-strijders vond onderdak in buurland Oeganda, anderen weken uit naar Rwanda. Toch dook de beweging enkele jaren later opnieuw op. Eind 2016 werd M23 weer financieel en militair tot leven gewekt, eerst door Rwanda en later ook door Oeganda. „We delen cultuur en taal met Rwanda,” zei kolonel Vianney Kazarama, de militaire woordvoerder van M23, in 2012 tegen NRC . „Maar niemand in M23 heeft de Rwandese nationaliteit.” Die propaganda geloven de meeste Congolezen al lang niet meer.
De rivaliteit tussen Rwanda en Oeganda kreeg een nieuwe impuls met de komst van de Congolese president Félix Tshisekedi in 2019. Oeganda wist met hem een goede relatie op te bouwen en kreeg toestemming om wegen aan te leggen in Congo: lucratieve projecten die in handen kwamen van bedrijven van hoge Oegandese militairen. Voor Rwanda was dat onverteerbaar. „De Rwandezen tolereerden zo’n prominente rol van de Oegandezen niet”, zegt Mahtani. „Ze vonden dat Oeganda hun geopolitieke ruimte binnendrong. Daarom namen zij de leiding over M23.”
De situatie werd nog complexer toen ook Kenia zich in de strijd om invloed mengde. „Als sterkste economie van Oost-Afrika had Kenia Congo binnengehaald in de Oost-Afrikaanse Gemeenschap”, vertelt Mahtani. „Keniaanse bedrijven stonden klaar om daar grof geld te verdienen.”
De M23 blijft aan de heup verbonden met Rwanda. Volgens de VN leverde Kigali niet alleen drones en luchtafweergeschut, maar stuurde het ook zo’n vijfduizend soldaten om het offensief begin dit jaar tot een succes te maken. Volgens een recent VN-rapport zijn de M23 de afgelopen maanden begonnen met het opzetten van eigen bestuursstructuren en een zelf opgeleide politiemacht. „Ze hebben de bouwstenen voor een eigen staat opgezet”, aldus een analist.
‘Onzekere weg voorwaarts’
De euforie over een naderende vredesdeal hield dan ook niet lang stand. Na de handdrukken en de flitsende camera’s bleek hoe moeilijk het voor zowel Congo als Rwanda was om concessies te doen. De M23 liet geen enkele bereidheid zien om het begin dit jaar veroverde gebied te verlaten. Integendeel, naast de eigen bestuursstructuur wierf de beweging nieuwe strijders. Tegelijk stokte de vooruitgang op de twee meest gevoelige punten van de gemaakte afspraken: Rwandese militairen trokken zich niet terug en het Congolese leger elimineerde de anti-Rwandese FDLR niet.
Het in het Witte Huis getekende verdrag oogt meer als een zakelijke deal dan als een vredespact. „Alles in Congo draait om geld”, zegt Dino Mahtani. „Het resultaat is een akkoord met een onzekere weg voorwaarts. Het kan tot meer gevechten leiden.”
Volgens het VN-rapport betekende de inname van het mijngebied Rubaya in april vorig jaar door de M23 een belangrijk strategisch voordeel. Om zo’n gebied in handen te houden, is strikte controle nodig: krijgsheren houden toezicht, innen tol bij in- en uitgangen, beheren de handelscentra voor mineralen en heffen belastingen op de exportroutes naar buurlanden. Zo is een oorlogseconomie ontstaan waarin de met modder besmeurde mijnwerkers nauwelijks iets verdienen. „Het wordt een bijzonder bittere pil voor de M23 om, zoals het akkoord voorschrijft, die mijnen en hun bestuursstructuren op te geven en zich terug te trekken ten noorden van Goma”, zegt een analist.
Zo kon een land met de mooiste natuur, met de vruchtbaarste landbouwgronden, een land dat bekendstaat als ’s werelds eldorado van grondstoffen, ook de bijnaam krijgen van de „hoofdstad van de verkrachtingen” en ten prooi vallen aan strijdgroepen voor wie wreedheden geen grenzen kent. Gruweldaden om burgers te straffen, te intimideren en te vernederen, opdat ze hun macht behouden en kunnen doorgaan met plunderen. Vrede zal die plundermachine tot stilstand brengen en daar heeft geen van de strijdende partijen baat bij.

