„Ik leid toeristen rond in het paradijs maar verzwijg dat het inmiddels een door mensen gemanipuleerde natuur is”, zegt Kasai Laerat (50) met gevoel voor ironie over de Afrikaanse wildparken waarin hij als toeristenbegeleider al 23 jaar zijn brood verdient. De leeuw die over de eindeloze savanne tuurt, de gnoes die zich noodlottig in een rivier vol krokodillen storten, de dartelende jonge jachtluipaarden in het hoge gras: het is een schijnvertoning. „De toeristen in het westen vergapen zich in documentaires en advertenties aan de weidsheid van Afrika, maar die wereld hier krimpt door de bevolkingstoename razendsnel en de wildparken zijn een industrie geworden.” Kasao Laerat is een Samburu en groeide op tussen de (wilde) dieren.
Vroeger kwamen er maar een paar duizend per jaar, maar vorig jaar bezochten 1,5 miljoen toeristen Kenia, in verwachting wilde beesten in een ongerepte natuur te zien. Een half miljoen toeristen ging naar de Maasai Mara, het icoon van alle wereldparken in het land.
In het 1.500 vierkante kilometer grote Maasai Mara in het zuiden van Kenia ontwaakt een leeuwin en begint nauwlettend een vliegtuig te volgen dat uit de met wolkjes verstrooide lucht zakt, over acaciabomen scheert en bij een toeristenhotel brommend aan de grond komt. „Elke dag om deze tijd kijkt ze uit naar het lijntoestel”, grinnikt Kasao. Iedere leeuw en zijn gedrag is in kaart gebracht, van ieder luipaard, van iedere neushoorn kennen wildwachters en toeristenchauffeurs hun individuele eigenschappen en weten alles over hun neven en nichten. „Een ongerepte natuur? Ach, de tijden zijn voorbij dat beesten nog echt vrij konden leven”.
Een leeuw jaagt ’s nachts, overdag rust hij uit, omringd door snorrende toeristenbusjes en hun uitlaatgassen, maar al te veel stoort hij zich daar niet aan. Verlegen zijn leeuwen niet. „Ze paren vele malen, want ze hebben een laag aantal zaadcellen. Wij gidsen omschrijven dat als een huwelijk, toeristen noemen het liefde, maar het is gewoon voortplantingsgedrag, ze doen het niet voor hun plezier.”
Heel anders is dat met een jachtluipaard. Die jaagt juist overdag en laat zich veel minder makkelijk bespieden bij zijn intimiteiten en wordt nerveus. De stofwolken die de busjes over de savanne trekken verstoren zijn jacht. „Dus passen jachtluipaarden zich aan de nieuwe werkelijkheid aan: ze wachten tot het middaguur om op jacht te gaan wanneer de toeristen lunchen in hun logeerplaatsen. Of bij volle maan jagen ze nu zelfs ’s nachts”.
Spektakel
Een dagje rijden in de Maasai Mara kost 80 dollar, waarbij het verblijf in een prijzige lodge of tentenkamp moet worden opgeteld. Rond deze tijd is het er propvol, want nu vindt de jaarlijkse grote migratie plaats en lopen de logeerprijzen op tot 2.000 dollar in een van de 125 lodges.
Een eindeloze lijn dieren van 1,3 miljoen gnoes en zebra’s trekt over de goudkleurige savannes van het zuiden van het wildpark Serengeti in Tanzania naar het Maasai Mara in Kenia. Ze gaan hun reuk achterna, de reuk van regen. De clowns van de Afrikaanse savanne heten ze. De regenruikers ogen een beetje dom, ze zijn nerveus en springerig, typisch kuddedieren. Ieder achter een ander. Met hun enigszins vreemde tred door de kortere achterpoten zijn de gnoes toch in staat om lange afstanden af te leggen en hoge wanden van de rivieren te beklimmen die ze bij hun migratie oversteken. Hun overlevingskracht ligt in hun kwantiteit.
Het toeristenspektakel van deze migratie vindt plaats in Maasai Mara. Want daar moeten ze de rivier de Mara over. Ze willen eigenlijk niet, want de krokodillen wachten. Tot de druk van de massa te groot is geworden en de beesten zich in het water werpen. Zo was het vroeger.
„Soms lijkt het wel of er meer busjes bij de rivier staan dan gnoes”, lacht Kasao. Deze busjes plaatsen zich achter de gnoes en duwen ze zo het water in, op plaatsen waar ze dat vroeger nooit zouden doen, omdat de klif te hoog is of omdat er te veel krokodillen zijn. Of auto’s wachten ze aan de andere kant van de rivier op, en achter die busjes hebben zich weer leeuwen verschanst. De gnoes beginnen daarom midden in de rivier te twijfelen en willen terug, maar dan zijn ze al door de krokodillen gegrepen”. De toeristen vinden het schouwspel prachtig, onwetend dat ze door hun aanwezigheid de migratie verstoren.
Oorspronkelijk aangezicht
Eventjes leek het dat de smetteloze jungle was teruggekeerd. Dat kwam door de coronapandemie, toen de toeristen wegbleven en Kenianen thuis moesten blijven. Maasai Mara kreeg weer zijn oorspronkelijke aangezicht, het hoge gras slokte de wegen op, olifanten liepen de verlaten lodges binnen en de apen vertrokken uit de hotels. Maar om de beesten niet te ontwennen aan het ronkende blik lieten wildwachters werkloze jongeren met auto’s rondrijden.
Wie die eenzaamheid van de bush nu in Maasai Mara wil ervaren, moet er stevig voor betalen. „Alleen de enkele, superrijke toerist heeft dat genoegen”, zegt Kasao. Hij huurt een stukje van het wildpark af en vliegt er met zijn helikopter binnen nadat alle toeristenbusjes er tijdelijk de toegang is ontzegd. „Hij waant zich eventjes in de echte jungle. Maar de realiteit is: er is voor wilde dieren nergens plaats meer om voor mensen te schuilen.”
Dit artikel verscheen eerder in NRC op 23-8-2023
Foto’s Fred van Dijk
Kasao is een Samburu en groeide op met (wilde) dieren. Enkele opmerking van hem:
Beesten krijgen namen en worden beroemdheden, net als in Lion King. Zo kreeg een groep van vijf mannelijke jachtluipaarden wereldfaam onder de naam Tano bora, de Schitterende vijf in Kiswahili. “Het eerste wat een Chinese klant me vroeg op de luchthaven was: ‘Toon me de Tano bora, dan geef ik je honderd dollar extra’”. Kasao deed eens een filmproject met de National Geographic over de Tano bora, niet zozeer om de jachtluipaarden te observeren, als wel de toeristenbusjes. ,,Ze werden gemiddeld dagelijks door 76 busjes omringd. Tegenwoordig is het eerste wat een welp ’s ochtend ziet bij het ontwaken zijn moeder, en daarna alleen nog maar busjes. De moeders hebben zo onvoldoende tijd om voor hun kinderen te zorgen.”
Katachtigen fascineren de toeristen het meest, zeker sinds de film de Lion King uitkwam. “Ik begrijp het wel, maar een leeuw is echt niet de koning. Mensen hebben hem tot de slimste en de sterkste van de jungle gemaakt. Maar een olifant is veel slimmer, veel socialer, ze beschermen elkaar. Maar mijn opdracht is om mijn klanten tevreden te houden. Dus wisselen wij chauffeurs onderling informatie uit waar de leeuwen zich bevinden. Op die manier verzorg ik een droomsafari en krijg ik weer een extra punt van mijn klanten. Zo werkt de wilde dieren industrie.”