AnalyseDe hel is weer uitgebroken in Darfur; opnieuw grootschalige etnische zuiveringen

De hel is weer uitgebroken in Darfur; opnieuw grootschalige etnische zuiveringen

Reading Time: 5 minutes

Een oorlog achter gesloten deuren in de Soedanese regio Darfur eist vermoedelijk al meer dan tienduizend burgerdoden. Dorpen en woonwijken van Afrikaanse volkeren worden vernietigd, vrouwen verkracht. Volgens de Soedanese ngo de Professional Pharmacists Association en leiders van Afrikaanse stammen zijn er alleen al in en rond de stad El Geneina elfduizend lichamen begraven in massagraven. Maar de buitenwereld heeft er nauwelijks weet van, omdat het in de regio te gevaarlijk is voor buitenlandse waarnemers.

In april brak er in Soedan een gevecht uit tussen twee facties in de strijdkrachten: tussen de rivalen Abdel Fattah al-Burhan van het reguliere leger en Mohamed Hamdan Dagalo, ook wel Hemedti geheten, van de paramilitaire Rapid Support Forces (RSF). Dit gevecht concentreert zich in de hoofdstad Khartoem. Tegelijkertijd vlamde in de westelijke regio Darfur een oud conflict op tussen volkeren van Arabische en van Afrikaanse afkomst. De RSF zet daarbij Arabische milities in, maar het regeringsleger blijft goeddeels in zijn kazernes. De Afrikaanse volkeren hebben soms hun eigen defensiemilities.

Genocide

Veel vluchtelingen vertellen hoe zij op hun vlucht naar buurland Tsjaad langs de weg en in rivieren gedumpte lijken zagen liggen. „Dit is erger dan wat er in 2003 gebeurde”, vertelt de ambtenaar Alnour Abdalla (36) uit El Geneina aan de telefoon. Hij verwijst daarmee naar etnische zuiveringen van dezelfde Afrikaanse volkeren door Arabische Darfuri en het regeringsleger onder leiding van de toenmalige president Omar el-Bashir. Het Internationaal Strafhof in Den Haag klaagde Bashir aan voor genocide, die naar schattingen tussen de tweehonderd- en driehonderdduizend slachtoffers eiste en miljoenen naar ontheemdenkampen verdreef.

Ook nu sijpelen steeds meer berichten naar buiten over mogelijke oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid uit Darfur. Grootste slachtoffer zijn de Afrikaanse Masalit en de Fur. Een geschatte zevenhonderdduizend Darfuri raakten ontheemd, ruim tweehonderdduizend vluchtten naar Tsjaad. Advocaten en mensenrechtenactivisten vertellen hoe de RSF lijsten hanteert waarop namen staan van critici die moeten worden geëlimineerd. Sultan Saad Bahr, de traditionele leider van de Masalit, noemt de aanvallen „goed voorbereid en systematisch”. Volgens een groep van activisten van Masalit probeert de RSF een „demografische verandering” door te voeren: de Afrikaanse volkeren moeten vertrekken uit Darfur.

Human Rights Watch meldt in een recent rapport dat de RSF en geallieerde Arabische milities ten minste 28 Masalit in de stad Misterei „standrechtelijk hebben geëxecuteerd”. De paramilitairen van de RSF gingen van deur tot deur en naar moskeeën en scholen. In een school gingen ze klaslokalen binnen en executeerden de mannen die ze daar aantroffen. Ze schoten ook op kinderen en vrouwen. Misterei ging goeddeels in vlammen op en uit satellietbeelden blijkt dan nog eens dertig andere dorpen werden vernietigd in Darfur. Ook verkrachting wordt systematisch als oorlogswapen gebruikt, zegt mensenrechtenactivist Ahlam Nasser tegen de BBC. Een anonieme vrouw uit El Geneina zegt tegen de omroep dat mannen haar „om de beurt” verkrachtten en daarna commandeerden de stad te verlaten, omdat die „van de Arabieren is”.

„Het is verschrikkelijk wat er gebeurde op die dag in El Geneina op vrijdagochtend 17 april toen het begon”, vertelt de 28-jarige student Mustafa Ismail telefonisch, een andere vluchteling in Tsjaad. „Ik was thuis toen Arabische krijgers en leden van de RSF op motoren in terreinwagens mijn buurt binnenreden. Ze schoten willekeurig jonge jongens en bejaarden neer en verkrachtten vrouwen en meisjes. Ik zag met mijn eigen ogen hoe een jongen van twaalf in zijn hoofd werd geschoten. Omdat ik me ergens verstopte, konden ze me niet zien. Overal zat bloed.” Hij vernam in zijn nieuwe schuilplaats in de stad dat hij op een dodenlijst voorkwam. „Ik ben een politieke activist en een Masalit. Een vriend vertelde me dat de RSF-strijders met een arrestatielijst rondgingen en ze mijn foto bij zich hadden. Wonder boven wonder slaagde ik erin te ontsnappen uit mijn woning en verborg ik me weer, dit keer in het huis van een vriend. Toen ze weg waren, nam ik onmiddellijk de benen naar een andere buurt.”

Tsjaad

Alnour Abdalla, die in een nabijgelegen buurt woont, hield zich na het uitbreken van het geweld lange tijd schuil met zijn acht maanden zwangere vrouw en andere familieleden. „Ik voelde me iedere dag hopelozer”, zegt hij. „We piekerden dagenlang of we de stad zouden ontvluchten.” De eerste keer dat ze het probeerden, ging het fout.

„Om 1 uur in de nacht begon ik met mijn vrouw, moeder en nog andere familieleden in een grote groep mensen naar Tsjaad te lopen. Maar we vielen al snel in een hinderlaag van de RSF. Ze schoten op iedereen, mannen, vrouwen, kinderen. Overal zag ik lijken, het moeten er wel driehonderd zijn geweest. Ik rende weg en vond later nog maar een paar van mijn familieleden terug. Mijn vrouw haalde het, maar mijn broer, zijn zoon… allemaal dood.”

Na een week waagde hij een nieuwe poging, dit keer om 20.00 uur met een groep van 250 man. „We waren nauwelijks onderweg of we vielen opnieuw in een hinderlaag van de RSF. Velen van ons werden neergeschoten, maar wij renden en renden. Tot we bij de grens waren, dertig kilometer verderop. Ik zag vele lichamen tijdens mijn vlucht, van vrouwen en kinderen en altijd van Afrikaanse stammen.”

Op weg naar Tsjaad, met brandend El Geneina op de achtergrond

Mustafa Ismail bleef langer in El Geneina. Vanuit zijn schuilplaats nam hij waar hoe de moordpartijen doorgingen. „Ik kon het niet geloven. Het was het ergste dat ik in mijn leven heb gezien. Deze RSF en Arabische militie zijn wreed en missen de essentie van menselijke gevoelens in hun hart. Ze zijn doordrongen van haat tegen Afrikaanse stammen, vooral tegen de Masalit. Terwijl ze jonge jongens vermoordden en vrouwen verkrachtten, riepen ze: ‘Dood de slaven, dood de slaven’.”

Na twee maanden in dat huis besloot hij een ontsnappingspoging te wagen. „Terwijl we ons voortbewogen, zagen we al van ver de jongens van de RSF. We zagen hoe ze tientallen jongeren van de Masalit hadden verzameld en dwongen op de grond te gaan liggen. We verstopten ons in de bush en zagen hoe ze die jongeren in hun hoofd schoten. Ze ontdekten sommigen van ons, enkelen schoten ze dood maar ik slaagde erin weg te rennen. Ik bereikte Tsjaad twee dagen later. Maar ook hier, in de vluchtelingenkampen, is de situatie catastrofaal. We lijden onder waterschaarste, er zijn geen badkamers en toiletten. Ik voel me verloren en kan niet loskomen van de schrikbeelden in mijn hoofd. Nu ga ik mijn vrouw, dochter en de rest van mijn familie zoeken, want misschien leven ze nog, misschien zijn ze in Tsjaad, misschien nog in Soedan.”

Alnour Abdalla

Mustafa Ismail

Dit verhaal verscheen eerder in NRC op 1-8-2023

Koert Lindijer
Koert Lindijer
Koert Lindijer has been a correspondent in Africa for the Dutch newspaper NRC since 1983. He is the author of four books on African affairs.

Leave a reply

Please enter your comment!
Please enter your name here

Laatste artikels

Gerelateerde artikelen

Geverifieerd door MonsterInsights