Op de hoogste heuvel van Addis Abeba heersen de machthebbers over hun onderdanen. Premier Abiy Ahmed overziet vanuit zijn kantoor een bruisende hoofdstad, een van de snelst groeiende van Afrika. Een van zijn voorgangers, keizer Menelik II, liet hier in 1886 bij warme waterbronnen zijn paleis bouwen en stichtte tussen de valleien en woelige bergstroompjes de Ethiopische hoofdstad.
Meneliks, vroeger voor de gewone man onbenaderbare Grand Palace stelde premier Abiy Ahmed onlangs open voor het volk en noemde het Unity park. Het symboliseert zijn poging om na ruim 2000 jaar autocratisch bestuur democratie in Ethiopië te introduceren. Menelik smeedde door kolonisatie het moderne Ethiopië maar met Abiy’s vrijheden kraakt het rijk aan alle kanten.
De grote eetzaal waar Menelik honderd jaar eerder edelen aan baskettafels fêteerde op rauw vlees, wentelt zich in een serene sfeer. In het reflecterende licht van de kroonluchters schieten bezoekers met hun mobieltjes plaatjes van de troon en kroon van de keizer. “In Ethiopië heeft alles met geschiedenis te maken”, leert een moeder haar kinderen. Buiten bespikkelen plastic standbeelden van witte duiven en paarden, van vlinders en engelen de paleistuinen. In het gastenboek onder het vaandel “De droom voor mijn land” schreven bezoekers: “We love you Abiy”, “Niemand heeft baat bij haat” en “Het is prachtig wat U doet, mijnheer Abiy”.
Vorig jaar april kwam Abiy Ahmed bij een interne machtsstrijd in de regeringspartij onverwacht aan de macht. Hij maakte deel uit van het links dirigistische Ethiopische Democratische Revolutionaire Volksfront (EPRDF), dat in 1991 onder leiding van de marxist Meles Zenawi (1991-2012) de marxistische militair Mengistu Haile Mariam (1974-1991) had verdreven. Monarchen en marxisten, ze bestuurden Ethiopië altijd met repressie. Abiy zette dat eeuwenoude Ethiopië daterend uit de tijd van de fabelachtige Koningin of Sheba 2500 jaar geleden, op de schop. Hij liet het afgelopen jaar politieke gevangen vrij, stond oppositiepartijen toe, stichtte vrede in verscheidene conflictgebieden in de Hoorn van Afrika en beloofde liberalisering van de door de staat gedomineerde economie.
Een cultuur van openheid is Ethiopië vreemd, volgzaamheid de regel. Onder het feodale regime van de laatste keizer Haile Selassie (1916-1974) mochten Ethiopiërs niet nadenken. Onder zijn opvolger, de meedogenloze Mengistu, waagde niemand het zijn mening te uiten. En onder Meles Zenawi mocht de bevolking een mening hebben zolang die niet afweek van zijn voorhoedepartij. Met dedain traden ze de inwoners tegemoet: de keizers deelde hun aalmoezen uit en de linkse leiders intimideerden hun met leninistische termen als “democratisch centralisme”. De taal van Abiy daarentegen is helder en simpel. Hij noemt zijn filosofie Medemer, een sociaal-politiek perspectief gebaseerd op samenwerking. In een geschiedenis van onderdrukking is zo’n filosofie van liefde nieuw.
In de ijle lucht van de hooglanden valt het klimmen en dalen zwaar. Onder aan de heuvel van het Grand Palace aan het voormalige Plein van de Revolutie heeft de prominente politicus Berhanu Nega zijn partijkantoor. Hij werd in 2005 tot burgermeester van Addis Abeba gekozen maar bij het verkiezingsgeweld dat volgde na fraude door Meles Zenawi belandde hij in de gevangenis, gebrandmerkt als terrorist. “Abiy leidt Ethiopië een geheel nieuw tijdperk in”, bejubelt hij de premier, “het is absoluut historisch dat hij een democratische orde vestigt”. Berhanu Nega ontvluchtte het land in 2007 en was een van de vele ballingen die met de zegen van Abiy mocht terugkeren.
Berhanu Nega noemt de Nobelprijs voor Abiy terecht, “niet zozeer om wat hij heeft gepresteerd als wel om hem aan te moedigen door te gaan op de ingeslagen weg”. Hij uit ook kritiek op Abiy. Als gevolg van diens hervormingen raakte het land ondergedompeld in etnische chaos en de premier verloor daardoor veel van zijn aanvankelijke populariteit. De spanningen tussen de tachtig etnische groepen lopen gevaarlijk hoog op, een geschatte drie miljoen Ethiopiërs raakten ontheemd. Protagonisten spreken over etnische zuiveringen.
In het 105 miljoen zielen tellende land hebben de bevolkingsgroepen altijd elkaar om de dominantie bestreden. Daarom verwisselden de keizerrijken steeds van regio en hoofdstad. Die etnische problemen waren onder Meles Zenawi bevroren door de repressie maar door de vrijheid heeft nu iedere groep een historische rekening te vereffenen met de andere. “Abiy moet harder optreden tegen etnische extremisten. Zij steken gebouwen in brand en verjagen andere bevolkingsgroepen van hun grondgebied. Dat is anarchie, geen democratie”, vindt Berhanu Nega.
Ethiopië heeft menige gewelddadige revolutie gekend, maar nooit hervormingen, zoals Abiy Ahmed nu nastreeft. De dictatuur, de onderdanigheid, de verstikkende ambtenarij, ze duren al eeuwen. Ieder regime stelde het vorige in een slecht daglicht. Premier Meles Zenawi liet het Museum van de Martelaren oprichten, ter nagedachtenis van de Rode Terreur onder zijn voorganger Mengistu. Het ligt aan de andere kant van het grote revolutieplein, dat nu weer het Meskel plein heet, vernoemd naar een feest van de orthodoxe kerk.
Het sombere, zwartgekleurde ontwerp is van de architect Fasil Giorghis. Hij trok zich terug uit het project toen de aangrenzende koffietent de muren roze verfde. Bewoners van Addis Abeba kwamen wel voor de koffie maar niet voor het museum. Toen Meles uit de regio Tigray in 1991 de Amhaar Mengistu uit Addis Abeba had verdreven, voelden de inwoners van de hoofdstad zich door de verkeerde bevrijder bevrijd. “Tegenstanders van Meles weigerden het museum te bezoeken, want het werd met hem geassocieerd”, vertelt een suppoost.
Mengistu was de wreedste. Tienduizenden tegenstanders liet hij vermoorden. Een bezoeker peinst bij een nagebouwd massagraf omsloten door met beenderen gevulde kisten. Hij herinnert zich hoe zijn familieleden aan ambtenaren moesten betalen voor de kogel van zijn geëxecuteerde oom. “Anders kregen we zijn lichaam niet om te begraven. We mochten ook niet huilen bij het aanschouwen van het lijk. Zo bleef het leed vanbinnen hangen”. In het gastenboek schreef iemand: “Degenen die niet leren van hun geschiedenis, zullen dezelfde fouten maken”.
Fasil Giorghis, de architect, is een beminnelijke man. Met lede ogen ziet hij hoe de geschiedenis van Addis Abeba in snel tempo wordt weggevaagd door hoge moderne gebouwen, gefinancierd met miljarden uit China en het Midden-Oosten, en door investeringen van de Ethiopische diaspora in Amerika en Europa. Fasil Giorghis wist te voorkomen dat Meles Zenawi met een dertig meter hoge pilaar als gedenkteken aan de Rode terreur het Meskelplein zou ontsieren. Maar nu doorsnijdt een tram op een viaduct het plein. Addis Abeba is een bouwput en de bewoners hebben daarbij geen inspraak.
Ten tijde van keizer Menelik marcheerden hier met speren en geweren bewapende soldaten op blote voeten door de straten, aangevoerd door krijgsheren in bestikte mantels en gesierd met leeuwentooien. Op iedere heuvel oefende een aristocraat zijn controle uit en om zich heen verzamelden zich bewoners in simpele modderhutten. Rijk en arm leefden naast en door elkaar heen, in tegenstelling tot de steden in Afrika onder witte kolonialen.
Dat speciale karakter verdwijnt nu honderdduizenden, vooral arme bewoners moeten wijken voor het nieuwe Addis Abeba, gemodelleerd op Dubai. Ze worden gedwongen tegen een hoge huur te wonen in smakeloze flatgebouwen aan de rand. “Vroeger domineerde het belang van de edelen, nu van de rijke zakenlui”, zegt Giorghis schamper. “Politici praten over democratie maar bij de bouw in Addis Abeba wordt alleen gelet op de big business”.
Niet ver van het Meskelplein sluimert in de schaduw van ontspruitende hoge kantoorgebouwen het pittoreske, in 1921 gebouwde, Chemin de Fèr. Het iconische Buffet de Gare bij het historische treinstation werd onlangs plat gebulldozerd. “Als je Addis kan veranderen, kan je zeker Ethiopië veranderen”, zei Abiy Ahmed na zijn aantreden. Er komen op de plaats vijf vijf sterren hotels en 4000 luxe appartementen.
De avenue bij het station stijgt stijl een heuvel op, op weg naar de Piazza, vroeger het economische hart van de stad. Tussen de geur van koffie uit de bars en de uitlaatgassen van de ronkende files staan de relikwieën van het omstreden verleden: een kanon van keizer Tewodros (1818-1868), de Leeuw van Juda, het stijgende paard van Menelik en het lelijke door Noord-Koreanen gebouwde arbeidersmonument van Mengistu.
Helemaal boven op de heuvel staat het beruchte politiebureau Maekelawi. Eerder dit jaar opende premier Abiy Ahmed dit voormalige centrum voor politieke gevangen, om de politiestaat onder Meles Zenawi te herdenken. Aemu Tsigaye zat er maandenlang opgesloten. “Slechts een keer per week mochten we vijftien minuten de zonneschijn in”, vertelt hij. “Marteling was de gewoonte in Maekelawi, bewakers bonden onze armen en benen bijeen achter op hun rug. Bij ondervraging waren we naakt”. Met een spijker schreef hij een tekst op de muur. “Ze hebben de muren nu een bonte lik verf gegeven”, sniert hij “Ik walgde toen ik het op de tv zag. Zo herinner ik me die plaats van verschrikking niet”.
Een deel van het politiebureau is opnieuw in gebruik voor gevangen. Ook onder Abiy Ahmed gaan de eerste tegenstanders al weer achter de tralies. De Nobelprijs voor de Vrede is vooral een aanmoedigingsprijs. Want hoewel hij de hoop op vrijheid hoog houdt, dagen extremisten zijn tolerantie uit en heeft het etnisch geweld zijn aanvankelijke geloofwaardigheid en populariteit geërodeerd.
Heeft iedere machthebber een gedenkteken nodig om de misdaden van zijn voorganger te tonen? Een rusteloze ernst beweegt het gezicht van de architect Fasil Giorghis gezicht heen en weer. “We kunnen niet steeds monumenten blijven bouwen voor de gruweldaden”, zegt hij als door pijn getroffen. “We moeten ons bevrijden van ons verleden”.
Dit artikel verscheen eerder in NRC Handelsblad op 10 december 2019
Beluister de podcast over Ethiopië: