Op maandagavond 20 augustus is de 57 jaar oud geworden Ethiopische premier Meles Zenawi overleden. Hij laat een groot vacuüm achter. Hij zal worden herinnerd als een uiterst erudiete leider die Ethiopië voor het eerst grote economische vooruitgang bracht. Maar ook als een dictator.
Sinds de eerste ontmoeting met hem in Mekele in de provincie Tigray in 1990 toen hij nog guerrillastrijder was, heb ik Meles verscheidene malen geïnterviewd. De laatste keer sprak ik hem in 2009, toen Ethiopië tot een uiterst repressieve staat was uitgegroeid. Naar aanleiding van dat gesprek schreef ik het volgende artikel.
Messerrat steekt een kaars aan in de vorm van het cijfer vier naast de foto van haar man. De rook van de Ethiopische koffieceremonie trekt een donkerblauwe waas door haar huisje van vier bij vier meter. Christus en Maria kijken van levensgrote posters minzaam op haar en het plastic bankstel met gehaakte kleedjes neer. Messerrat heeft zojuist gebeden en brood aan de armen uitgedeeld in de Koptische kerk. Tranen schieten in haar ogen als het kaarslicht de foto oplicht. Vier jaar geleden kwam haar man om door een politiekogel bij straatgevechten in de Ethiopische hoofdstad Addis Abeba na omstreden verkiezingen. Sindsdien koestert ze een diepe haat voor premier Meles Zenawi.
Weinig landen in Afrika zijn zo repressief als Ethiopië. En de onderdrukking neemt toe. Terwijl de rest van het continent moderniseert, lijkt Ethiopië terug te keren naar vroegere tijden: geen dynamische pers, angstige oppositie, een geleide economie(met de afgelopen jaren een officieel groefcijfer van meer dan tien procent), een strakke bureaucratische rangorde met de onbetwiste leider aan de top. Met de zegen van Westerse donorlanden.
De verkiezingen in 2005 hebben Ethiopië getraumatiseerd. Voor het eerst in de drieduizend jaar oude geschiedenis van het land mocht de bevolking openlijk debatteren en vrij stemmen. Een mijlpaal, een revolutie in een eeuwig strak en hiërarchisch bestuurd land.
Onder het feodale regime van keizer Haile Selassie (1930-1974) mochten Ethiopiërs niet nadenken. Onder zijn opvolger, de meedogenloze militaire marxist Mengistu (1977-1991), waagde niemand het zijn mening te uiten. En onder de in 1991 na een guerrilla aan de macht gekomen premier Meles Zenawi was het ook beter niet te veel af te wijken van de denkbeelden van de regeringspartij, het Ethiopische Democratische Volksfront (EPRDF).
Bij het tellen van de stemmen in 2005 leek de oppositie te gaan winnen. Waarna Meles ingreep, de uitslag bijstelde en het EPRDF de zege opeiste. Protesten werden hardhandig onderdrukt, er vielen tweehonderd doden bij straatbetogingen en duizenden tegenstanders verdwenen in speciale kampen. Westerse diplomaten protesteerden luidruchtig. Die korte vrijheid van toen is nu ondenkbaar. Dankzij nieuwe draconische wetten tegen persvrijheid, tegen non-gouvernementele organisaties (ngo’s) en tegen terrorisme is Ethiopië een politiestaat.
Een advocaat vertelt over ‘verdwijningen’ en over het ontslag van kritische rechters. Volgens een nieuw wetvoorstel wacht eenieder die „terrorisme bevordert” tien tot twintig jaar gevangenis. „Dat voorstel is niet tegen terroristen maar tegen de binnenlandse oppositie gericht”, zegt een politicoloog. Ethiopische journalisten spreken over angst en zelfcensuur.
Beyene Petrus is een oudgediende binnen de oppositie. Hij spreekt uit vrees voor bespieders af in een donker hok op de universiteit. „De regering criminaliseert sinds 2005 de oppositie”, stelt hij. „Het is voor Ethiopiërs te gevaarlijk geworden om tegen de nieuwe wetten te protesteren.”
Het wetsvoorstel tegen de ngo’s bepaalt dat zij zich niet meer mogen bezig houden met mensenrechten, politieke bewustwording, goed bestuur en vredeswerk indien zij hun fondsen voor meer dan 10 procent uit het buitenland ontvangen. Juist hun activiteit droeg in 2005 bij aan de openheid. „Wij maakten de bevolking bewust van hun rechten, dat is gevaarlijk voor de heersers”, zegt het hoofd van een Ethiopische ngo. „Ethiopië verandert in een éénpartijstaat.”
Premier Meles (54) is wat stroef maar vriendelijk en beleefd, zoals de Ethiopische cultuur voorschrijft. Het EPRDF vaart standvastig op zijn ideologische koers. „Misschien zijn we koppiger dan andere landen in Afrika, wij dagen de rechtzinnigheid van het ontwikkelingsbeleid in Afrika uit”, zegt hij in 2009.
In de ogen van Meles brengen de door het buitenland betaalde ngo’s vreemde ideologieën binnen. Hij noemt het omstreden wetsvoorstel juist een versterking van de ngo-sector. „Buitenlandse financiering van de ngo’s ondermijnt het democratische karakter van de burgergroepen. Want niet de Ethiopische leden zijn bepalend, maar de financiering door de buitenlandse ambassades.” Meles doet zich niet voor als een beminde leider. Hij troont boven het volk. Dat was anders in zijn tijd als guerrillaleider. Is hij een hooghartige keizer geworden? „In Addis meng ik me niet onder de bevolking, uit veiligheidsoverwegingen, maar op het platteland staat het boeren vrij mij vragen te stellen.”
Is er geen risico dat zijn bevrijdingsbeweging ten prooi valt aan vriendjespolitiek en haar oorspronkelijke idealen verliest? „Absoluut, en daarom moet een beweging zich steeds vernieuwen, ook de leiders.” Hij bevestigt binnenkort te willen terugtreden, „als mijn partij daarmee akkoord gaat. Ik wil als eerste Ethiopische leider in de geschiedenis vrijwillig aftreden.”
Het land kreeg onder Meles een ander gezicht, maar ondanks de economische groei is de extreme armoede gebleven. Langs de centrale Bole-weg naar de luchthaven lopen armoede en rijkdom in elkaar over. Moderne gebouwen en restaurants verrezen met de namen New York, Amsterdam, Boston en Paris Café, die verwijzen naar met geld teruggekeerde ballingen.
Maar er liggen ook verminkte bedelaars in de blubber langs de straat. Bij de stoplichten verdringen zich kinderen en bejaarden voor een aalmoes. Je kunt ze je slechts van het lijf houden door plechtig te knikken met de belofte ‘God zal voor U zorgen’. Geestelijken van de dominerende Koptische kerk zeggen de armen zich in hun lot te schikken. Hoewel veel Ethiopiërs de repressie verafschuwen, lijkt die ingebouwd in hun eeuwenoude cultuur en religie die onderdanigheid prediken. Dezelfde unieke cultuur waarop iedere Ethiopiër trots is.
Messerrat en haar twee kinderen zetten de televisie uit zodra het gezicht van Meles er op te zien is. Leden van de oppositie maken geen afspraken meer in koffiebars, als ze dat wel doen komt er ogenblikkelijk een verklikker in de buurt zitten. Maar Meles bestrijdt dat zijn regering de bevolking spioneert. „Hoe kan ik dat gevoel wegnemen?” probeert hij. „Zelfs als we dat zouden willen, hebben we er het apparaat niet voor dergelijk inlichtingenwerk te verrichten.”
En de toenemende repressie? „Ik begrijp dat sommige mensen wat hier gebeurt in Ethiopië uitleggen als repressie”, antwoordt de premier. „Verscheidene mensen zijn gearresteerd, ze koesterden plannen om regeringsfunctionarissen te vermoorden.”
„We hebben de regering in 2005 te hard in een hoek gedrukt”, zegt een hoge Westerse diplomaat, „en nu hebben we nauwelijks nog invloed.” De donoren reageren publiekelijk niet, of lusteloos op de repressie. „Ambassadeurs nodigen ons uit voor lunch en laten vervolgens niet meer van zich horen”, zegt oppositieleider Beyene. „De donoren zijn geïntimideerd.”
Een opvallend diplomatiek geluid komt van de Chinese ambassadeur Gu Xiaojie. „Sommige Afrikaanse staten zijn verbitterd want hun wordt door het Westen verteld wat te doen, er worden hun waarden opgelegd. Geen inmenging in interne zaken en wederzijds vertrouwen en respect, dat is het succesverhaal in de Chinees-Afrikaanse betrekkingen. Het is aan de Ethiopische regering om te besluiten hoe ze met democratisering omgaat. De regering heeft prachtige en opmerkelijke vooruitgang geboekt en Meles Zenawi is populair bij de bevolking.”
De kans op een nieuwe politieke opening na het debacle van 2005 is klein. De oppositie is verdeeld en stuurloos. Hun leiders, zoals de 34-jarige ex-rechter Birtukan Mideksa en Berhanu Nega werden politiek uitgeschakeld. Mideska werd aanvankelijk tot levenslang veroordeeld en Berhanu Nega is naar het buitenland gevlucht. De aanhang van de oppositie slinkt. „Waarom zou ik mijn nek nog uitsteken”, zegt een jonge schoenmaker. „Ik ga niet meer demonstreren. Wij lieten op ons schieten en nu zijn de meeste oppositieleiders uitgeschakeld of naar het buitenland gevlucht. Ethiopië is nog niet klaar voor democratie.”
Eindelijk een gesprek zonder spionnen. In een koffiebar met een voormalig hoofd van de inlichtingendienst. „Waarom zouden Ethiopiërs tegen de regering van Meles Zenawi in opstand willen komen?”, betoogt hij. „De economie groeit in Addis Abeba en de boeren ontvangen kredieten en kunstmest. Het land heeft als voorheen een centralistisch bewind, wij Ethiopiërs accepteren dat.”
Een angstige tegenstander in een donker hol keert het hoofd af. „De deur zit weer op slot. Psychologisch zijn we terug in de donkere tijden van Mengistu. We hebben ons kans in 2005 gemist.”
Knuffeldier van Westerse donorlanden
Van radicale verzetsstrijder twintig jaar jaar geleden ontwikkelde premier Meles Zenawi zich tot knuffeldier van Westerse donoren. Als student ontvluchtte hij begin jaren zeventig de Rode terreur van Mengistu en leidde in de regio Tigray een marxistische verzetsbeweging die het Albanese socialisme als voorbeeld nam. Westerse donorlanden omarmden hem uit afkeer voor Mengistu. De premier vertegenwoordigt Afrika bij de G20, het overleg met de rijke industrielanden. Een man met internationaal aanzien. De in het buitenland gerespecteerde premier is echter ook degene die aan de leiding stond toen ordetroepen duizenden Ethiopiërs doodden in 1992 in Oromia, in 2004 in Gambela en vorig jaar in de Ogaden.
Ingeklemd tussen Soedan en Somalië zijn Ethiopië en Meles een baken van stabiliteit in de explosieve Hoorn van Afrika en een cruciale partner in de strijd tegen internationaal terrorisme. Westerse donorlanden en organisaties geven aan geen enkel land bezuiden de Sahara zoveel geld als aan Ethiopië. Daar waar ze elders in Afrika hun kritiek over rigide economisch beleid, schending van mensenrechten en goed bestuur niet onder stoelen of banken steken, zwijgen ze in Ethiopië.