Drie jaar geleden kwam het land op eigen benen te staan, na een decennialange bevrijdingsoorlog tegen het gearabiseerde noorden van Soedan. Maar voor de bijna elf miljoen inwoners is er geen reden voor feest. Sinds afgelopen december is het land ondergedompeld in een verwoestende burgeroorlog. De hoop is in één klap teniet gedaan, de bevolking lijdt meer dan ooit tevoren.
„De kliek van vraatzuchtige leiders heeft onze jonge natie in het onheil gestort”, verzucht Abraham Awolich, onderzoeker van de denktank Sudd Instituut in de hoofdstad Juba. De leiders van de voormalige onafhankelijkheidsbeweging SPLM hebben de wapens op elkaar gericht. Verban hen naar een eilandje in de Nijl en de burgeroorlog komt onmiddellijk ten einde, grappen de gewone burgers, zegt Awolich.
Analisten vrezen echter dat het bloedvergieten niet snel zal stoppen. De begeerte naar het grote oliegeld houdt de strijd gaande. Zeker vijf miljard dollar aan olie-inkomsten zijn de laatste jaren ‘verdwenen’. Bovendien heeft de strijd een etnisch karakter gekregen. „De oorlog gaat lang duren, er komen meer massaslachtingen”, zegt ex-minister Peter Adwok Nyaba*. „De strijd heeft wraakgevoelens losgemaakt. Iedereen gelooft alleen nog in een gewapende oplossing”.
Tienduizenden mensen zijn al om het leven gekomen, 1,5 miljoen mensen zijn op de vlucht. Maar de hoofdstad Juba biedt een vervreemdend beeld. In Juba lijkt het alsof er geen oorlog heerst. De bouwwoede die op gang kwam nadat in 2005 een vredesverdrag werd gesloten met Soedan en die een nieuwe stimulans kreeg met de formele onafhankelijkheid op 9 juli 2011, gaat hier onverminderd voor.
Ruim dertig jaar geleden bestond het centrum van Juba uit strohutten. Stof danste in het gouden zonlicht. Er woonden nog geen 50.000 mensen. Vrijwel iedereen ging te voet. Er was maar een geasfalteerde weg, de enige van het hele land. Maar na de vrede zette Juba een groeispurt in. Door de stofwolken heen verschenen de contouren van een echte stad, met wegen en verkeersopstoppingen, met hotels, banken en een boekwinkel. Tot aan de eens verafgelegen Berg van de Heksen is de boomsavanne nu bezaaid met huizen, in een stad van één miljoen inwoners. Er kwam een wildwestkapitalisme op gang, met Zuid-Soedanese politici als belangrijke investeerders. „De politici hebben zo veel geld gestolen sinds de onafhankelijkheid, dat ze kunnen blijven bouwen”, zegt een zakenman.
Maar Juba is niet meer dan een zeepbel in een land vol verwoesting. De regionale hoofdsteden Bor, Malakal en Bentiu liggen in puin. De markten zijn er vernietigd, de handel tot stilstand gekomen. Een derde van de bevolking heeft voedselhulp nodig. Gedreven door wraak vechten de soldaten van president Salva Kiir en van diens rivaal, ex-president en nu rebellenleider Riëk Machar met elkaar en met elkaars stammen. Drie onder buitenlandse druk gesloten vredesakkoorden hebben daar geen verandering in gebracht. „Ik zag een oude vrouw die in haar ziekenhuisbed werd vastgebonden, verkracht en daarna geëxecuteerd”, vertelt Toby Lanzer, de humanitaire coördinator van de Verenigde Naties in Zuid Soedan. Hij spreekt over een „vrijwel totale ineenstorting van het staatsgezag” en „de grote ego’s van de leiders”.
Beide kampen hebben voldoende middelen om nog zeker drie jaar door te vechten, zeggen buitenlandse diplomaten. De regering van Salva Kiir ontvangt geld van de oliewinning, hoewel die door de strijd met een derde is teruggelopen tot 155.000 vaten per dag. „De naaste medewerkers van de president verrijken zich zodanig door corruptie dat ze er alles aan zullen doen om te voorkomen dat hij moet aftreden”, zegt de Zuid-Soedanese journalist Richard Ruati. Bij het zich voortslepende vredesoverleg in buurland Ethiopië hebben onderhandelaars de vorming van een interim-regering voorgesteld zonder deelname van Kiir en Machar, een voorstel dat uiterst koel is ontvangen in Juba.
In de hoofdstad wagen Nuers zich ’s avond nauwelijks meer op straat. „De afgelopen weken werden de lichamen van onthoofde Nuers op straat aangetroffen”, zegt journalist Ruati. Rebellenleider Machar is een Nuer, president Kiir een Dinka. Toen Kiir vorig jaar juli Machar uit zijn regering zette, leek het nog vooral een machtsstrijd binnen de regeringspartij SPLM. Machar maakte zich in zijn duel met Kiir sterk voor meer partijdemocratie. Zo kreeg hij ook Dinka’s achter zich, zoals de weduwe van de voormalige bevrijdingsleider John Garang. „Vlak voor een hoge partijbijeenkomst in december was er een sfeer van confrontatie en geweld”, legt de onderzoeker Abraham Awolich uit.
De groep ex-generaals van de bevrijdingsstrijd die nu de politieke klasse vormt, ruziede over posities. Pas na de ontwapening in december door Kiir van alle Nuers in zijn presidentiële garde ontplofte het conflict in een tribale strijd. Bij de eerste gevechtsronde werden in de hoofdstad Juba vermoedelijk meer dan 10.000 Nuers vermoord door Dinka’s, behorende tot een door de president gevormde speciale militaire eenheid. Bij slachtingen die vervolgens werden uitgevoerd door gedeserteerde Nuers uit het regeringsleger in de steden Bor, Malakal en Bentiu waren Dinka’s en andere aanhangers van Kiir doelwit. In de vluchtelingenkampen binnen en buiten Zuid-Soedan worden leden van beide stammen nu strikt gescheiden gehouden.
Rooftochten van soldaten
Het overheidsapparaat is verlamd. Meer dan de helft van het regeringsleger is overgelopen naar het kamp van Machar. Omdat ze geen of te laat soldij krijgen, gaan soldaten op rooftocht. Het kleine groepje overgebleven professionele militairen verzet zich tegen de tactiek van de president om exclusief soldaten te rekruteren in zijn geboortegebied, de deelstaat Warrap. Alleen door de hulp van Oegandese militairen weet Kiir te overleven. En er zijn nog meer gevaarlijke scheidslijnen dan die tussen Dinka en Nuer. In de meest zuidelijke regio Equatoria, waar minderheidsstammen leven, groeit de onvrede over de overheersing van de Dinka’s in het land en dreigt een andere rebellie. Zo dobbert Zuid-Soedan doelloos rond, met een grote kans op meer oorlog en meer humanitaire misère.
„Het is alsof er een vloek op ons rust”, treurt journalist Ruati. En de bekende Zuid-Soedanese zangeres Mary Boyoi heeft het gevoel alles in haar leven te hebben verloren. „We hadden zulke hoge verwachtingen drie jaar geleden”, jammert ze, „hoe kun je leven zonder hoop?”
Uit angst voor geweld durft Boyoi niet meer op te treden. Maar ze schreef wel het lied ‘Laat de bevolking zelf haar leiders kiezen’. „Het probleem in Afrika is altijd dat leiders zich aan de bevolking opdringen en verdeeldheid zaaien. Daarom kunnen we elkaar nu niet meer als broeders en zusters zien”, zegt ze.
* Peter Adwok Nyaba is inmiddels het land ontvlucht en heeft zich in Addis Abeba bij de rebellen van Riëk Machar aangesloten
Dit artikel werd eerst op 9 juli, drie jaar na de onafhankelijkheid, geubliceerd in NRC Handelsblad