Op 18 december 2015 stemmen Rwandezen in een referendum over een grondwetswijzing waardoor Paul Kagame tot in de jaren dertig president mag blijven.
Bij de laatste verkiezingen(2010) in Rwanda deed onder diplomaten in Kigali een bizar verhaal de ronde. Het regerende Patriottische Front van presidentskandidaat Paul Kagame zou de uitslag gaan ‘aanpassen’, en wel naar beneden. Bij een uitslag van 99 % voor Kagame zou daar 90 % van worden gemaakt. Om de uitslag geloofwaardig te maken.
Wordt het referendum op vrijdag 18 december met 99 % gewonnen, of moet de uitslag naar beneden worden aangepast? Of -wie die vraag durft stellen-: als alle Rwandezen zich helemaal vrij een keuze kunnen maken, zouden ze dan vóór Kagame stemmen? En zou in zo’n geheel vrij klimaat de historische tegenstelling Hutu-Tutsi weer gaan opspelen? En met die moorddadige tegenstelling zou Rwanda nu dan nog bestaan?
Rwanda is een land vol ambivalenties. Met gecompliceerde zaken( die zich niet laten simplificeren door een kaaskopadvocaat en clientèle van ontsnapte massamoordenaars). Een vergelijking van ‘project Kagame de eeuwige heerser’ met pogingen van andere dictators om aan de macht te houden, is hier moeilijk bruikbaar. Pierre Nkurunziza(Burundi), Joseph Kabila(DRCongo), Sassou Nguesso(Congo-Brazaville), Abdoulaye Wade(Senegal), Compaoré(Burkina Faso), zij allen begonnen op een slinkse en niet transparante manier met manoeuvres om de grondwet te wijzigen. Gedreven door eigenbelang, of door hen omringende patronagenetwerken, of omdat ze al te veel skeletten in hun kasten hadden om nog zonder gevaar te kunnen opstappen.
In dat rijtje van infame leiders kan Kagame niet passen. Hij ontbeert pronkzucht, leeft sober en heeft een sterke zelfdiscipline. Rwanda is een van de minst corrupte Afrikaanse landen. Zijn Patriottische Front was ideologisch gepassioneerd toen het in 1994 een einde maakte aan de genocide( waarbij tussen de 800 000 en één miljoen Rwandezen omkwamen).Het trof een uit het lood geslagen land, door haat vergiftigd. Met een sterk staatsapparaat, een goed leger en een groeiende economie zette hij het land weer op poten. Iedereen die in 1994 door de puinhopen van Rwanda heeft gelopen, weet welk wonder hier is verricht.
Kagame een militair in hart en nieren; zijn land een oorlogskind. Net als in Israel wordt het beleid gedomineerd door de veiligheidsagenda. Dus als Kagame het in Rwanda’s belang acht om Oost Congo binnen te vallen (gevolg: honderdduizenden doden), dan bezet hij het buurland. Eigengereid, zonder discussie, zonder excuses. Als hij het in Rwanda’s belang acht enkele van zijn voormalige medewerkers buitenspel te zetten, dan weten ballingen van Kenia tot in Zuid Afrika hun leven niet veilig. Die militaristische mentaliteit liet Kagame nooit laten varen en misschien daarom wil hij nu niet opstappen. Een generaal eigen acht hij zich onmisbaar.
In de onwezenlijke wereld van massaslachtingen in 1994 in Rwanda ontmoette ik Kagame voor het eerst. Met op de achtergrond een wilde rivier die probeerde ledematen af te rukken van lijken die verstrikt waren onder een opgeblazen brug. Kagame was zojuist van het front gekomen. Hij inspecteerde de noodbrug over de rivier en negeerde de ronddobberende handen en benen in het bruine water.
Achter zijn verlegen glimlach en studentenbrilletje school een briljante militair. De vraag die het handjevol journalisten tijdens de genocide op de lippen brandde, was of Oeganda achter het Patriottische Front van Kagame zat. Hij ontweek die vraag. Gelijk hij nooit het achterste van zijn tong zou laten zien betreffende Rwanda’s bemoeienis met Congo vanaf 1996. Ik stapte eens naar een Rwandese minister om te vragen waarom hij en anderen in de regering het toch vaak zo gewoon vonden om te liegen. „Omdat ik dacht dat je wist dat ik loog”, luidde zijn onthutsende antwoord. Welkom in de dialectiek van Rwanda.
Kagame ‘plakt niet aan het pluche’, om een op de krantenredacties populaire uitdrukking te gebruiken. Zo komt hij niet over in de interviews die ik sinds 1994 met hem had.Het verschil met de op macht beluste leiders in Bujumbura, Kinshasa en Brazaville is dat Kagame er over discuteert, er worden geen geheime agenda’s op nagehouden. “Zolang hij de deur voor discussie maar openhoudt”, hoor ik sinds 1994 Nederlandse ministers en diplomaten zeggen. Die deuren gaan dicht bij bijvoorbeeld Nkurunziza, Kabila en in toenemende mate ook Museveni.
Maar, met understatement uitgedrukt: Rwanda is geen florerende democratie. Eens zal de opkomende middenklasse meer openheid eisen. De binnenlandse oppositie is geïntimideerd en de opposanten in het buitenland bleven steken in het conflict van het verleden. Rwandezen leven in een repressief politiek klimaat. Comités in de buurten, op het werk en in de landelijke gebieden houden je in de gaten.
Big brother is watching you. In zo’n omgeving is het moeilijk vast te stellen wanneer het moment is gekomen voor meer tolerantie en vrijheid. Wie beoordeelt dat? Alleen Kagame heeft het antwoord. Zo onmisbaar mag een leider nooit zijn voor zijn land.