Vernietiging in Khartoum de afgelopen dagen
De vijf maanden oude oorlog in Soedan veroorzaakt een „humanitaire noodtoestand van epische omvang”, waarschuwden vorige week de VN. Honderdduizenden kinderen zijn zwaar ondervoed en zullen sterven als er geen hulp komt. Bijna één miljoen burgers trokken naar buurlanden en drie miljoen mensen zijn binnen de landsgrenzen ontheemd geraakt. En het aantal blijft toenemen.
De gevechten tussen het reguliere leger van generaal Fattah al-Burhan en de paramilitaire eenheden van militieleider Mohamed Hamdan Dagalo, ook bekend als Hemedti, hebben in de hoofdstad Khartoem een patstelling bereikt. De strijd breidt zich echter uit naar de centraal gelegen regio Kordofan. En in de westelijke regio Darfur vinden nog steeds grootschalige etnische zuiveringen plaats door Hemedti’s Rapid Support Forces (RSF), of door Arabische milities die aan de RSF zijn verbonden.
Ziekenhuizen, luchthavens, musea, woonhuizen, ministeries, laboratoria, alle soorten infrastructuur zijn beschadigd en buiten werking. Veel boeren hebben hun akkers verlaten, hoewel het nu tijd is om te zaaien. Voor hulp kunnen Soedanese burgers vrijwel nergens meer terecht, Buitenlandse hulp komt er niet, of alleen mondjesmaat.
De enige assistentie waarop een Soedanees kan hopen is die van door burgers opgezette Noodcomités. Deze groepen komen voort uit de Verzetscomités, die de strijd aanvoerden tegen militaire regimes. Aanvankelijk gebeurde dat tijdens een kortstondige en mislukte volksopstand tegen president Omar al-Bashir in 2013, uitmondend in de volksrevolutie van 2019. Sindsdien zijn er honderden van dit soort comités opgezet, niet alleen in steden maar ook in kleine dorpjes.
Dagelijks klimt Othman Ahmed(36) in Omdurman, de stad naastKhartoem, een heuvel op. Daar heeft hij bereik voor zijn telefoon, bij gebrek aan brandstof werken de meeste seintorens niet meer. Vanaf de heuvel vertelt hij: „Hier kan ik de activiteiten van ons Noodcomité coördineren. We zijn nog maar met een paar, de meeste leden hebben de wijk genomen. Veel kunnen we niet doen, we schrapen wat bij elkaar en verdelen dat. Mensen sterven van de honger omdat waterleidingen worden gebombardeerd, voedselvoorraden onbereikbaar zijn en medische hulpmiddelen niet beschikbaar zijn.”
Veel inwoners van Khartoem vluchtten oostwaarts, naar landbouwstreek Jazeera of naar de steden Kassala en Gedaref. Adam Ali (29) is lid van een Noodcomité in Gedaref. „We vangen ongeveer vijftig families per dag op bij het busstation. Met ons eigen geld kopen we voedsel voor ze, want de overheid doet bijna niets.” Gedaref ligt niet in de oorlogszone, het oosten is in handen van het regeringsleger van generaal Burhan. „We deden onderzoek naar de hulpgoederen die de gemeente had opgeslagen”, vervolgt Othman Ahmed. „We ontdekten dat slechts een kwart van de hulpgoederen onder de ontheemden werd verdeeld. De rest werd op de markt verkocht.”
De aanhangers van Burhan gebruiken het relatief veilige gebied in het oosten om een tegenoffensief voor te bereiden. De wapenmarkt vlak bij de grenzen met Ethiopië en Eritrea bloeit sinds het begin van de oorlog. „Het regeringsleger rekruteert op grote schaal burgers, inclusief kinderen, om te gaan vechten”, vertelt Adam Ali. Bovendien geven de autoriteiten van Gedaref onderdak aan radicale islamisten. Zij vormden de ruggengraat van het dertig jaar lang durende regime van Bashir, en ook behielden daarna onder Burhan invloed.
Deze radicale islamisten, georganiseerd in de paramilitaire brigade Katibat Albraa, doen mee aan dit tegenoffensief vanuit Oost-Soedan. Een van de meest prominente fundamentalistische leiders is Ahmed Haroum, die wordt gezocht door het Internationaal Strafhof in Den Haag. Haroun ontsnapte bij de uitbraak van de oorlog uit de gevangenis in Khartoem.
Tarig Abdulrahman (25) ontvluchtte onlangs Khartoem naar de oostelijke regio Jazeera. „Voordat ik mijn buurt verliet werd mijn broer in het hoofd geschoten door een vrouwelijke sluipschutter van de RSF”, vertelt hij. De burgeractivisten werken niet meer als Verzetscomités, omdat ze dan doelwit worden van een van de generaals. Daarom noemen ze zichzelf Noodcomités. Abdulrahman: „We leveren gezondheidsdiensten en medicijnen aan patiënten met chronische ziekten zoals diabetes, hoge bloeddruk en astma, vooral onder ouderen. Helaas kunnen we niet helpen bij genezing na verkrachting. En dat komt heel veel voor.”
Twee maanden na het uitbreken van de oorlog meldden enkele buitenlandse hulpgroepen zich in Oost-Soedan. Ze werken rechtstreeks samen met de burgercomités, tot ergernis van de autoriteiten. Enkele buitenlandse hulpverleners vertellen, onder strikte geheimhouding van hun naam, dat ze hulpgoederen distribueren door middel van de burgercomités. Die comités zijn de enige reddingsboei voor de reddeloze bevolking.
In samenwerking met Abdelmonim Ali
Dit verhaal werd eerder gepubliceerd 4-9-2023 in NRC