Fotografie Joost Bastmeijer
Als de dageraad nog in de verte ligt, hangen de woestijnsprinkhanen lethargisch in de bomen. Op afstand lijkt het alsof de boomkruinen zijn bedekt met een dichte laag gele bloemen. De voelsprieten van de koudbloedige beestjes bewegen bij de eerste warmte van de zon en na een uurtje strekken ze hun vleugeltjes. En dan plotseling schrikt er eentje op, de trossen ontploffen en zenden duizenden en dan miljoenen de lucht in. De hemel raakt bezaaid en het licht schemert. De woestijnsprinkhanen nemen de wereld ver bij het gerucht Kamuwongo in noordoost Kenia.
De zon bakt nu de aarde en vol energie verspreiden ze zich over de gewassen van de omliggende akkers. Uit alle hoeken breekt het geluid door van trommels en ratelende blikjes: bewoners krijsen en klappen in hun handen. “Oeweé, oewée”, roept boerin Mwikali Mwendwa en zwaait wild in de lucht, bijgestaan door het geroffel van haar man Samuel op een stuk golfplatendank. De oude man kan zich nog de invasie van de beestjes in de jaren vijftig herinneren, als enige bewoner in de buurt, want in heel lange tijd in er niet meer zo’n grote sprinkhanenplaag geweest.
Bedroefd toont Mwikali de geperforeerde bladeren spinazie, hun aangevreten erwtenplanten, hun peulvruchten met grote gaten. De vraatzuchtige beestjes werpen zich op al het groen, maar de vergeelde bladeren van de bijna te oogsten mais en sorghum laten ze onberoerd. “Sterft onze akker, dan sterven wij”, mompelt Samuel. Zijn vrouw doet een zwerm opvliegen, die op de akker van de buurman landt. Vermoeid zijgt ze neer tussen de erwten, staart verslagen voor zich uit en slaat er dan eentje met een takje duchtig dood. Zinloos, het lijkt allemaal zinloos, tegen de overmacht van de woestijnsprinkhanen valt niet te vechten.
Daniel Mumo, werkzaam bij het Keniaanse Ministerie van Landbouw in de districtshoofdplaats Mwingi, houdt er een tussen zijn vinger. Een woestijnsprinkhaan is verlegen en bij voorkeur leidt het beestje een teruggetrokken bestaan, maar in aanwezigheid van te veel soortgenoten ontwikkelt hij zich tot kuddedier. “Zie je die grote gretige mond”, zegt Daniel, hij draait het geelachtige beestje en toont zijn stekelige pootjes, zijn gevlekte vleugels, zijn geharnaste lichaam. “Dit is het ergste insect voor de landbouw. Een zwerm van veertig tot vijftig miljoen eet per dag zoveel als tienduizend mensen”.
Hun succesvolle opmars begon eind 2018 toen twee grote cyclonen boven de Indische Oceaan zware regen naar de woestijn van Saoedi-Arabië brachten. De warme vochtigheid in de regio creëerde een ideale situatie voor voortplanting en zwermen gingen oostwaarts naar Iran tot aan India. Vandaar gingen ze terug naar Jemen waar de oorlog bestrijding onmogelijk maakte. En zo breidden ze zich uit naar Afrika, van Djibouti naar het wetteloze Somalië, naar Ethiopië en Kenia. Afgelopen weekend vertoonden ze zich ook al in Tanzania en Oeganda.
Het regent uitbundig in Oost Afrika sinds het in oktober begonnen regenseizoen. Er is vele malen meer regen gevallen dan normaal. Het houdt niet meer op en ieder ongedierte grijpt zijn kans. Tussen de sprinkhanen fladderen witte vlinders, talrijke malariamuggen gaan ’s avond op zoek naar bloed en de legerwormen bereiden zich ogelijk ook voor op hún mars van vernietiging. Toch brachten de regens ook voorspoed. Er wordt in de regio een bovennormale oogst verwacht en de meeste gewassen zoals mais en sorghum waren al klaar om te oogsten. Nu blijft de schade dus nog even beperkt in deze regio.
De besproeiing op de grond en vanuit de lucht blijkt sinds de invasie vorige maand onvoldoende te werken. De eerste twee gebruikte bestrijdingsmiddelen werkten slecht. De beestjes werden alleen verdoofd, gingen minder eten maar stierven niet.
De sprinkhanenbestrijders van het ministerie houden elkaar op de hoogte door middel van een What’s app groep. De woestijnsprinkhaan is een nomade en slaapt zelden op dezelfde plaats. Waar ze gisteren waren, zijn ze vandaag verdwenen. Er verschijnt een bericht over een andere zwerm, vijftig kilometer verderop in het schilderachtige landschap van rode aarde en kalende rots bergen en baobabbomen. Simon Kange, de plaatselijke medewerker van het ministerie, reed vanochtend op zijn brommer in de omgeving van Kyuso en werd bedolven onder de beestjes.
Hij neemt me in de middag mee en bij aankomst Simon zwieren de zwermen in slingeringen heen en weer in de lucht, in golfbewegingen van links naar rechts, en ook daarboven, en dáárboven weer een laag. Geen miljoenen maar miljarden, misschien wel meer. Op de grond spikkelen hun schaduwen, als de reflectie van een kristallen bal. Een laagje kleine drolletjes bedekt de aarde. Boer Bernard Mulala komt op ons afrennen. Hij schudt ons niet de hand want zijn armen zwaaien. De hele dag heeft hij al gezwaaid, maar in shock blijft hij zwaaien- hij kan niet meer ophouden hoewel hij de strijd al heeft opgegeven. “Ik kan niet meer”, zegt hij met schor geschreeuwde stem, “ik word hier gek van”.
“Flikker op, flikker op, jullie ongedierte”, roepen twee jonge boeren op een akker aan de andere kant van het zandpad. Een man op een brommer stapt af, zijn uitzicht belemmerd, een herdersjongen komt voorbij, zijn koeien nauwelijks zichtbaar. Een jong meisje baant zich zwaaiend met de trui van haar schooluniform een weg door het ongedierte.
Tegen het einde van de dag is het tijd voor seks, want de voortplanting gaat beter op een volle maag. Een deel van de zwermen dalen neer. “Dit is het cruciale moment in de cyclus van een woestijnsprinkhaan”, legt Simon Kange uit. Ontsteld kijken de plattelandsbewoners hoe de beestjes op de zandgrond op elkaar springen, trillend van opwinding elkaar bestijgen, soms wel vijf op elkaar, hoe ze over elkaar heen buitelen, hoe de mannetjes vechten om de vrouwtjes. Ze ritselen en laten zich nu niet meer door lawaai verjagen. Ze draaien met hun grote ogen naar de sombere mensen. Ze hebben gewonnen.
“De vrouwtjes leggen ieder meer dan vijftig eitjes”, vertelt Simon. Ze graven kuiltjes in het losse zand. “Ik heb ze vanochtend waargenomen in een omtrek van 25 vierkante kilometer. Hier begint de ware ramp die ons te wachten staat. Over drie weken heeft dat ene vrouwtje zich tenminste vijftig keer verveelvoudigd”. Bij zonsondergang gaat de woestijnsprinkhanen weer op stok, om morgen hun opmars te vervolgen.
Dit verhaal verscheen eerder in NRC Handelsblad op 11-2-2020