De leeuw, het symbool van Afrika’s ruwe wildernis, verdwijnt razend snel. Het aantal leeuwen in Kenia bedraagt nu 2000, in de jaren zeventig waren er 20 000, ruim een halve eeuw geleden 100 000. Minder dan 20 000 leeuwen leven nog in het wild in Afrika. Tuqa Jirmo Huqa is de eerste Keniaan die is afgestudeerd op leeuwen. In zijn proefschrift eind vorig jaar aan de Universiteit Leiden wijst Jirmo op de gevolgen van klimaatsverandering voor de wildstand. “Vroeger was er iedere tien jaar één droogte, nu drie”, zegt hij.
Jirmo werkt bij de overheidsorganisatie de Kenyan Wildlife Service (KWS). Hij staat er aan het hoofd van 450 gewapende parkwachters in het 4000 vierkante kilometer grote Merupark(een gebied met de omvang van Overijssel). Het natuurpark onderscheidt zich van andere wildparken in Kenia door zijn dichte struikgewas. “Zo zag de Afrikaanse savanne er lang geleden uit”, zegt Jirmo. “Het oorspronkelijke ecosysteem is nauwelijks beïnvloed door binnendringend vee, toeristen en andere mensen”.
De mensenhand legde beslag op de omgeving van het park. Boven op de dichtbevolkte hellingen rond de Mount Kenya is de eerste grote uitdaging voor het Merupark. Wat is belangrijker: het verdovende middel mirra of wilde dieren? Door de verbouw in de hooglanden van de softdrug wordt steeds meer regenwater voor de wilde dieren op de savanne beneden omgeleid naar de akkers met het verdovende middel. Bij de afdaling naar de vlaktes van zand en rotsen is de weg tot pal voor de ingang van het Merupark omringd door huizen en akkers. Een elektrisch hek houdt olifanten op afstand van velden maïs. De buitenlandse toerist betaalt een forse 70 dollar voor een dagje in de wildernis.
Na het hek maakt de door de mens geschapen wereld plaats voor ongerepte natuur, met het geluid van sjirpende vogels, gillende apen en proestende nijlpaarden. Jirmo richt zijn verrekijker op een giraffe die met roterende tong groene blaadjes uit doornige boomtoppen plukt. “Met die takken kan je goed je tanden poetsen”, vertelt hij. “En die boom daar, die draagt vruchten waarmee je wekenlang overleeft”.Meru park
Door bevolkingsgroei, landhonger, klimaatsverandering en de afbraak van traditionele bestuurssystemen onder nomadische natuurvolkeren krimpt de ruimte voor de wilde dieren. Het nationale natuurbeleid moet om dat zich kenmerkte door onder dwang mensen van dieren te scheiden, zeggen de nieuwlichters onder de natuurbeschermers zoals Jirmo. Er bestaat een noodzaak voor ecologische corridors in bewoonde gebieden tussen de wildparken, opdat de wilde beesten kunnen migreren. En soms moeten wilde dieren zelfs met voertuigen van het ene naar het andere wildpark worden overgeplaatst.
Al lang voor Jirmo ging studeren was de wereld van wilde dieren vertrouwd terrein voor hem. Hij werd 43 jaar geleden in het ruige Noord Kenia geboren als zoon van nomadische ouders van het Boranvolk. Als onbesneden knaap hoedde hij geiten en volgde met zijn kudde de wilde dieren op zoek naar water, zout en gras. “Ons vee en wilde dieren delen belangen, beiden hebben we gras en water en bovenal ruimte nodig”, zegt hij. Na zijn middelbare school ging hij aan de slag bij KWS maar studeerde ook biologie aan de Universiteit van Nairobi, om later door een uitwisselingsprogramma in Leiden te promoveren.
Over wasbordwegen op grasvlaktes en langs met palmbomen omringende waterstroompjes rijdt Jirmo naar de door erosie in de hooglanden bruin geworden rivier de Tana. Hij vervoert zich in een Grand Tiger, een door Beijing gedoneerde Chinese terreinwagen. China vormt door zijn economische groei de afgelopen jaren de grootste markt voor illegaal ivoor en tracht dat slechte imago te bestrijden met fondsen voor natuurbescherming. Het struikgewas laat alleen wegschietende dikdiks, waterbokken en buffels zien. Hij stapt uit bij de watervallen die zijn vernoemd naar de beroemde natuurforser George Adamson. “Misschien was Adamson een ouderwetse romanticus, maar hij offerde zijn leven om wilde dieren te beschermen. Aan die passie kunnen de parkwachters van nu een voorbeeld nemen”.
George Adamson in Kora national park, tegenover Meru park, in 1985
De blanke Keniaan George Adamson werd jachtopziener in 1938, toen er vier miljoen Kenianen waren. Hij werd in de jaren 60 en 70 wereldberoemd door boeken, films en tv series, zoals Born Free, Living Free en For ever free, waarmee hij Kenia op de kaart zette voor toeristen als het ultieme land om wilde dieren te bekijken. Hij werd vermoord door stropers in 1989. Kenia telde toen 22 miljoen inwoners.
De baan van parkwachter speelt zich steeds vaker af aan de frontlijn, met stropers die over moderne wapens beschikken. “Ik sta voor nog grotere uitdagingen dan Adamson destijds”, stelt Jirmo. Het officiële natuurbehoud ten tijde van de moord op Adamson was bovenal gericht om het beschermen van de wilde dieren in de wildparken. Acht procent van Kenia is gereserveerd voor wildparken maar 70 procent van alle wilde dieren woont buiten die wildparken, vooral in de gebieden van veenomaden. Onder dwang mens en dier scheiden is dus onvoldoende, want wilde dieren moeten kunnen migreren. En daar is buiten de wildparken door menselijke nederzetting geen vrije baan meer voor. Dus moet de natuurbeschermer naar oplossingen zoeken waarbij in de krimpende ruimte wilde beesten en mensen juist samen kunnen leven buiten de parken. “Parkwachters moeten wetenschappelijk onderzoek doen. Het oude beleid werkt niet meer, een nieuwe aanpak is nodig”.
Het concept van nationale wildparken stamt uit de tijd toen in 1872 het Amerikaanse Yellowstone park werd opgericht ter bescherming tegen jagers. Het in 1926 gestichte Krugerpark in Zuid Afrika was het eerste op het continent, het Nairobipark in 1946 was het eerste in Kenia en het Merupark bestaat vanaf 1966. “Sinds 1948 mogen er geen mensen meer in wildparken leven en daardoor voelen de nomaden die de bush delen met wilde dieren zich benadeeld”, legt Jirmo uit. “Wilde dieren moeten worden geïntegreerd in het dagelijkse leven van mensen”.
Kenia heeft ruim vijftig wildparken. Jirmo deed zijn veldonderzoek in het zuidelijke Amboseli op de grens met Tanzania. Hij zoomt in op de veranderende relatie tussen carnivoren en hun prooi door de afname van zebra’s en gazellen. Waar vroeger de nomadische Maasais zonder frictie samenleefden met wilde dieren, gaan door de toenemende droogtes de leeuwen nu het vee van de nomaden aanvallen. De Maasais nemen vervolgens wraak door de leeuwen te vergiftigen.
Tijdens Jirmo’s drie jaar durende onderzoek weken de leeuwen in de magere jaren uit naar Tanzania, over een voor hen gecreëerde vluchtroute. In de conclusies van zijn proefschrift oppert hij dergelijke beveiligde routes als een reddingsboei voor Afrika’s wilde beesten, als het moet over landsgrenzen heen. In die beschermende corridors moet elektrische bedrading de beesten sturen en kunnen bewoners een centje bijverdienen als wildwachters.
We rijden naar de zijdes van het Merupark die grenzen aan nomadische gebieden van de Boran en die niet zijn omheind. We stuiten op olifanten. De groepsleider steekt zijn slurf in de lucht om ons op te sporen. Zo groot was in de jaren zeventig de stroperij dat het Merupark werd gesloten. Uit angst voor kogels trokken olifanten weg.
De veiligheid is verbeterd en de dieren kwamen terug. Bij een volksverhuizing met tientallen vrachtauto’s werden uit andere parken giraffen, neushoorns en zebra’s naar Meru aangevoerd. De gevluchte olifanten keerden uit zichzelf terug, kennelijk zijn ze op de hoogte van de toegenomen veiligheid. “Het is een wonder hoe ze snel uitvinden dat de route het park in en uit weer veilig is. Op basis van hun geheugen bepalen de matriarch van de groep en de oudere olifanten of de kust veilig is”, legt Jirmo uit.
Jirmo probeert door burgers beheerde kleine reservaten als een ketting aaneen te rijgen. Zo loopt er nu westwaarts van Meru een olifantencorridor van Mount Kenya onder een snelweg door naar de noordelijke vlaktes. “Door ons nieuwe natuurbeleid buiten de parken kunnen de olifanten van Meru weer de wijde omgeving van Noord Kenia in”, vertelt Jirmo.
In Jirmo’s visie spelen nomaden een sleutelrol bij natuurbehoud. Misschien iets te lyrisch hemelt hij het nomadische bestaan van zijn jeugd op. “Mijn Boranvolk erkent de rechten van bomen en dieren”, zegt hij. “Vroeger controleerden we het jagen en kapten we alleen de dode takken van een boom voor brandhout”. Het nomadisme strandde nadat het traditionele bestuurssysteem was aangetast. “We moeten weer naar onze wijze oudsten luisteren en hun gezag herstellen”.
Ook Jirmo zwierf met de koeien en geiten van zijn vader. Tot hij op een van zijn tochten bij toeval op een school geraakte, de smaak van onderwijs te pakken kreeg en zijn bestaan als herdersjongen opgaf. “Het houden van grote kuddes is te duur geworden. Nomaden bouwen hun kuddes op in de groene jaren om ze vervolgens door de toenemende droogtes weer te verliezen. Dat valt niet vol te houden”, zegt hij. “Door een meer intensieve veeteelt gecombineerd met natuurbehoud kunnen we de fragiele ecologische systemen herstellen”, denkt Jirmo.
De tijd is voorbij waarin de Afrikaanse natuur zichzelf onderhield. De Keniaanse bevolking bedraagt nu tussen de 40 en 50 miljoen inwoners. Om de wilde dieren te behouden, moeten ze worden beheerd. Hoewel Jirmo het liefst in de wildernis verkeert, wil hij naar de gekunstelde wereld van Nairobi verhuizen. “Met mijn aangeboren intieme kennis van de natuur, mijn veldervaring als parkwachter en mijn studies in Leiden ben ik nu klaar om op nationaal niveau beleid te maken”, zegt hij.
Foto’s Tuqa Jirmo Huqa in Meru park Kevin Lindijer
Foto’s landscape Meru park and George Adamson Koert Lindijer