‘Zijn er hier nog ratten gesignaleerd?”, vroeg dokter Lendunga aan de bewoners en wees naar een bosje bananenbomen en een stinkende modderpoel waar bier werd gebrouwen. Hij maakte zijn dagelijkse inspectietocht in de Congolese stad Bunia.
„Ja, een heleboel”, antwoordde een jonge vrouw. Een jochie liet zijn broek zakken en toonde waar zijn klieren opzwollen. Tegelijk met zijn broer kreeg hij de pest. Lendunga gaf opdracht om de dicht op elkaar gebouwde onderkomens te bespuiten met een bestrijdingsmiddel tegen vlooien. Meer kon hij niet doen.
Het was 1994. Het uitbreken van de pestepidemie was een teken van het sociale, economische en politieke verval van Congo, dat toen nog Zaïre heette. Dokter Lendunga ontving van de overheid geen medicijnen, geen bestrijdingsmiddelen en geen financiële steun voor een voorlichtingsprogramma. Acht jaar lang zag hij hulpeloos toe hoe de ziekte epidemische vormen aannam en in 1994 culmineerde in de uitbraak bij Bunia. Er vielen negentig doden. „In werkelijkheid waren het er vele malen meer”, zei dokter Lendunga stellig, „want bij een sterfgeval wordt vrijwel nooit de doodsoorzaak vastgesteld”.
Microben bestaan in veelvoud in Afrika, iedereen maakt wel eens een epidemie mee. ‘Je ziet alleen de oren van een nijlpaard’, luidt een spreekwoord in Sierra Leone. Onzichtbaar waren de virussen en bacteriën op het continent rond, net als schimmels, parasieten en andere organismen, dankzij het enorme reservoir aan wouden en dieren waarin deze ziektekiemen zich het meeste thuis voelen, blijkt uit talrijke onderzoeken.
Culinaire ervaring
De uitbraak van Covid-19 begon in China. Maar van eerdere virusuitbraken waren vaak alleen Afrikanen de dupe. Ebola, marburg, lassa, chitukunja (zika) en de voorlopers van hiv, ze komen alle uit Afrika. Want steeds meer mensen dringen door de muren van het gebladerte de jungle binnen. Op doordeweekse dagen in en rond het grote Kongobekken in Midden-Afrika tref je op een markt een ware culinaire ervaring, met vlees van slangen, apen, rupsen, krokodillen en nijlpaarden. Zo springen virussen van dier naar mens, zoals hiv via apen bij mensen kwam en vleermuizen ebola overbrachten.
De rondwarende ziektekiemen zijn een realiteit die veel bewoners neigen te negeren door antwoorden te zoeken in de mystieke spirituele wereld. Meestal raadplegen ze eerst een niet-bekwame, traditionele dokter. In Bunia stapte een slachtoffer naar een bushdokter. Deze zoog vlak bij zijn opgezwollen klier bloed uit het lichaam om de ziekte te verwijderen, waarna de lijder aan de pest, zijn hele familie en de dokter overleden.
Een tweede probleem is dat overheden mijlenver van de bevolking afstaan. Politieke leiders luisteren onvoldoende naar hun onderdanen, het ontbreekt hun aan gezag om bij epidemieën effectief op te treden. Bij deze epidemie valt op dat er in Afrika door al die eerdere uitbraken ook ervaring is opgebouwd. „Ook vóór de corona-uitbraak waren veel Afrikaanse landen alert op virussen omdat ze kort geleden nog met ebola te maken hadden”, zegt WHO-arts Mary Stephen.
Levenslessen
Ruwweg een op de drie doden in Afrika is doorgaans het gevolg van een infectieziekte of een parasiet, zoals malaria. Die epidemieën leren Afrikanen lessen. Bonda wote , zo luidt sinds de ebola-epidemie een gevleugeld gezegde in het Mende, een taal in Sierra Leone. Vrij vertaald: de ommekeer van de omgangsvormen in het dagelijkse leven. Zo melden bezoekers op het platteland zich als sociale controle bij het dorpshoofd. In grote delen van tropisch Afrika zijn epidemieën altijd dichtbij en crisismanagement komt vaker voor.
Een radicaal ander gedragspatroon was bijvoorbeeld nodig bij de bestrijding van ebola in Sierra Leone, Liberia en Guinee, een epidemie die meer dan elfduizend slachtoffers eiste. Die ziekte begon eind 2013. Ebola leeft in het regenwoud. De twee jaar oude peuter Emile in het dorp Meliandou in Guinee speelde rond kerstmis bij een holle boom met vleermuizen. Via hun poep sprong het virus over van de dieren- naar de mensenwereld. Het jongetje stierf, zijn moeder werd ziek, mensen uit hun dorp staken de rivier naar Sierra Leone over en arriveerden in het dorp Kpondu. Vandaar bereikte het virus het dorpje Njala Giema. Zelfredzaamheid was het antwoord van de dorpsoudsten en leden van in West-Afrika invloedrijke geheime sektes.
In de hel van kwellende onzekerheid wist stamhoofd Musa Kallon zijn angst te beheersen. Hij was een leider met gezag. „We leerden in korte tijd belangrijke lessen”, vertelde hij destijds in Njala Giema. „Snel na het begin van de uitbraak leerde ik mijn inwoners geen lijken aan te raken en elkaar niet de hand te schudden. Die maatregelen namen we omdat er geen hulpverleners waren.”
Ebola kenden de bewoners nog niet, maar ze hadden wel ervaring met de Ziekte van Newcastle (pseudovogelpest) en Pest bij kleine herkauwers – uiterst besmettelijke ziektes die hele populaties van kippen en geiten hadden uitgeroeid. Musa Kallon zag het verband en op zijn initiatief gingen dorpsbewoners met plastic zakken om hun armen en voeten gebonden voor de zieken zorgen. Hij vormde een speciale eenheid voor veilige begrafenissen. Pas drie maanden na de mobilisatie tegen ebola arriveerden uit de hoofdstad medische teams en ambulances in zijn dorp om patiënten en lijken veilig te vervoeren.
Foday Fornah is een dokter in Sierra Leone die in 2015 ebola kreeg. Wat leerde hij van de epidemie? In 2016 zei hij: „Met de kennis van nu moeten we een volgende keer bewoners hun zieken zelf thuis laten verzorgen. De hulpverleners moeten een grotere rol toekennen aan onze stamhoofden en leden van de geheime genootschappen. Want wij kennen onszelf het beste.” Na de ebola-epidemie kregen de traditionele stamhoofden meer bevoegdheden van de overheid.
Radicale gedragswijziging
Een epidemie die de bevolking nog meer tot een radicale gedragswijziging aanzette, was aids, een ramp van kolossale omvang. Wereldwijd stierven sinds de uitbraak begin jaren tachtig 43 miljoen mensen. De aids-epidemie sloeg in sub-Sahara Afrika grootschalig toe. In de Zambiaanse hoofdstad Lusaka zou volgens officiële gegevens een op de vier volwassenen in de komende vijf jaar sterven aan aids. Het virus verspreidde zich snel in het sterk geürbaniseerde Zambia. Aids was onder volwassenen de voornaamste doodsoorzaak geworden. Van de zwangere vrouwen die zich bij klinieken meldden, bleek 24 procent besmet. Zes tot acht van de geboren kinderen waren HIV-positief. Vrijwel ieder Zambiaans gezin gaf onderdak aan tenminste een aids-weeskind. Van de 150 leden in het parlement was sinds 1991 eenderde overleden, vermoedelijk aan aids. En iedere dag kwamen er vier- tot vijfhonderd nieuwe HIV-positieve gevallen bij. Bijna geruisloos voltrok zich een ramp van kolossale omvang.
Wat koloniale bestuurders en missionarissen eeuwenlang tevergeefs hadden geprobeerd, kon aids in relatief korte tijd opleggen: een nieuwe, kleinere gezinsstructuur met minder bijvrouwen en nieuwe seksuele codes. Aids stelde het continent voor de keus: óf de epidemie zou een deel van de bevolking uitroeien, óf de epidemie werd door een sociale en culturele revolutie onder controle gebracht. Aids was al lang niet meer alleen een gezondheidsprobleem, maar raakte alle gelederen van de samenleving. Tegenwoordig bestaat er geboortezorg voor besmette moeders, zelfs homoseksualiteit is bespreekbaar, ongebreidelde veelwijverij kwam ten einde en condoomgebruik is nu standaard.
Net als met aids en ebola dreigt er opnieuw een enorme ramp in Afrika. Met de zwakke infrastructuur wordt er gevreesd voor drastische economische en sociale gevolgen.
Afrikaanse regeringen namen snel maatregelen, zoals een gedeeltelijke of een totale lockdown. Koortsmetingen op luchthavens waren al langere tijd standaard en luchtverbindingen werden snel stilgelegd. In Kenia hamert de regering op afstand houden, er geldt een nachtelijk uitgaansverbod en Nairobi en Mombasa zijn afgesloten voor personenverkeer. De megasteden Lagos en Abuja in Nigeria gingen zelfs helemaal op slot.
De coronapandemie legt ook genadeloos de grote sociale ongelijkheid in Afrika bloot. De maatregelen stuiten op verzet bij veel armen. In de rijkere delen van Nairobi staat iedereen gedisciplineerd op twee meter afstand van elkaar en nog voor de spertijd is iedereen thuis. Maar in de armere volkswijken, met 70 procent van de stadsbevolking, leven de bewoners met de hele familie in één woonkamer. Daar gaan de markten gewoon door. „We kúnnen de bevelen van de overheid niet opvolgen”, zo wuiven ze in de sloppen maar al te gemakkelijk de maatregelen terzijde. „We nemen het niet serieus, want we vertrouwen de overheid niet”, beaamt Robert Ochola, een activist in de krottenwijk Majengo in Nairobi. „Belangrijker dan voorzorgsmaatregelen nemen is dat je iedere dag iets verdient om te kunnen eten. In het getto kun je mensen niet thuis opsluiten.”
Smerissen
Regeringen vrezen sociale onrust en kiezen voor een agressieve aanpak.
„Regeringen in Afrika zijn bang voor een sociale instorting. En terecht, want wij spugen op de arrogantie van de leiders”, vervolgt Ochola. „Het enige dat we hier zien van de overheid zijn politieagenten met stokken en zwepen die ons dwingen thuis te blijven. Nee, er komen geen teams om ons iets uit te leggen, niet om ons voedsel te geven, niet om de zwakkere families in kaart te brengen. Nee, ze sturen alleen maar smerissen op ons af.”
In West-Afrika tijdens ebola kenmerkte de respons van de regeringen zich aanvankelijk ook door een militaristische aanpak. Toen de Liberiaanse regering de sloppenwijk West Point pardoes hermetisch afsloot met militairen en prikkeldraad, en er een behandelcentrum voor ebola opende, stortte een woedende menigte zich op de kliniek, bevrijdde de patiënten en rukte de bebloede lakens van de bedden.
Die agressieve aanpak werkte niet: twee weken later schoot het aantal met ebola besmette Liberianen omhoog. Een verbond tussen overheid en onderdanen is essentieel voor bestrijding, leerde ebola.
Enkele van de epidemieën de afgelopen 40 jaar in Afrika
Ebola woedde voor het eerst in Congo in 1986 en Gabon, daarna ook in Oeganda, tussen 2000 en 2012. Opnieuw in Congo vanaf 2001. In Liberia, Sierra Leone en Guinee in 2014 en 2015.
Gele koorts woedt sinds 1996 in vele Afrikaanse landen.
Cholera komt geregeld in vrijwel alle landen voor.
Lassa in 1996 en 1997 in Sierra Leone. Nu in Nigeria.
Meningitis dook tussen 1996 en 2007 op in verschillende delen van het continent.
Tyfus kwam in 1996 voor in Algerije. Een paar jaar later ook in Rwanda, Soedan en Guinee Bissau. In 2004 ook in Congo.
De pest voor het eerst in 1994 in Congo, daarna ook in Mozambique en Zambia.
Antrax begon in 1997 in Ghana.
Rift Valley in 1998 in Kenia en Mauritanië en later ook in Soedan en Somalië.
Sars in 2002 in Congo.
Marburg in Congo en Zuid-Soedan in 1999, Angola in 2005 en diverse keren in Oeganda sinds 2007.
Vogelziekte geregeld in Egypte en ook in Nigeria.
Aids eerste geval in 1980 gesignaleerd in Congo Brazzaville.
Met medewerking van Ger Steenbergen, tropenarts, epidemioloog en momenteel werkzaam bij de Universiteit van Groningen.
Dit artikel verscheen eerder in NRC Handelsblad op 2-4-2020
Foto’s Ger Steenbergen