‘Anyone here been raped and speaks English?” Deze boektitel van oorlogscorrespondent Edward Behr weerspiegelde het journalistieke cynisme begin jaren zestig bij de verslaggeving van de gewelddadigheden in Congo. Afrika was net onafhankelijk, en het viel de westerse journalistiek moeilijk om geïnformeerd over het continent te schrijven. De dekolonisatie van de westerse geest moest nog beginnen.
Vijftig jaar later. „Anyone here dying and speaks English?” Die zin spookt door mijn hoofd bij een bezoek aan Dadaab, het vluchtelingenkamp in Noord-Kenia volgepropt met Somaliërs. Niemand kent de omvang van de ramp. Het epicentrum van de honger ligt op onbereikbaar terrein in Somalië. In Dadaab sterven ze niet bij bosjes. Maar de journalist wil beelden van sterfte voor zijn misèreverhaal, hij gaat op zoek naar de dood. Voor subtiliteit geen ruimte.
Een wankelende koe die riet van daken vreet, een wanhopige geit die aan de teen van zijn herder sabbelt, die beelden zeggen alles over de veehouder, maar bevatten geen dramatiek voor een westerse lezer. Dus zagen tv-netwerken en fotografen van dik hout planken. „Wil je het kindje goed tegen het licht houden”, vraagt een fotograaf een moeder in Dadaab. En ja, die kleren moeten natuurlijk uit, anders kan je de botjes niet zien.
De plek waar al vele jaren koeien worden geslacht en het dus een beenderenparadijs is, doopten journalisten om tot „de plaats van de dood”. Tv-ploegen kriskrassen door Dadaab op zoek naar doden. Dit is hulppornografie, snierde een Afrikaanse schrijver onlangs.
Met overtreffende trap in hun persberichten kondigden de hulpverleners begin juli „de ramp” aan. De ergste droogte sinds, de grootste humanitaire tragedie nu, of nog overtreffender: nog erger dan de hongersnood in Ethiopië in 1984.
Refereren aan het allerergste blijkt de beste manier om aandacht te krijgen. Journalisten namen het ellenderefrein over van de fondswervers. Hongersnood door oorlog in Somalië werd een hongersnood in de gehele Hoorn van Afrika. Sommige media spreken zelfs over „de hongersnood in Afrika”.
Het gaat geweldig goed met Afrika, hoewel het zijn voedselveiligheid nog niet heeft verzekerd. De financiële crisis vanaf 2008 heeft het continent zonder al te veel kleerscheuren doorlopen. Vrijwel alle economieën groeien met ruim 5 procent. Buitenlandse investeerders zien Afrika als de ‘last frontier’. Het aantal oorlogen is afgenomen, het bestuur is verbeterd, de eenzijdige afhankelijkheid van het Westen doorbroken. De Afrikaanse leiders tonen een groeiend zelfvertrouwen en laten zich minder de les lezen.
Daar wringt de schoen. Waar de buitenwereld schaamteloos honger voor de camera wil halen, betrachten Afrikaanse leiders terughoudendheid. Ethiopië wil van zijn imago als hongerland af en doet al jaren veel aan hongerbestrijding. In 2003 en 2008 verborg de regering haar hongerslachtoffers voor de wereld. Nu houdt het land buitenlandse journalisten af die over honger schrijven.
Een Keniaanse woordvoerder beweerde onlangs dat er niemand in Kenia door honger is overleden. Daartegenover staan onbeholpen hulpverleners die plompverloren beweren dat in Somalië al tienduizenden kinderen zijn overleden. Hoe weten ze dat zonder toegang tot het gebied? Maakten ze die berekeningen even snel op de achterkant van een luciferdoosje om journalisten en fondsenwervers te voeden?