Lees opnieuw dit gesprek uit 2018 met de Nederlandse minister Jan Pronk, over zijn omgang met Paul Kagame uit Rwanda en andere ‘nieuwe leiders’ van die tijd.
Het is tijd voor de memoires van de in 1940 geboren Johannes Pieter Pronk. Na een zware hartaanval vorig jaar ervaart hij iedere dag als een bonus. Hij voelt zich herboren en spit in zijn woning in Den Haag met dezelfde strenge discipline als tijdens zijn ministerschap door de verslagen van zijn ontmoetingen. Die vonden niet alleen plaats in presidentiële paleizen maar ook bij guerrillastrijders langs de Nijl of bij vluchtende Rwandezen diep in de Congolese jungle. Het eerste boek van zijn memoires heet Strijd rond de Grote Meren, over de crises in Rwanda en Congo in de jaren negentig.
Pronk was tijdens dergelijke werkbezoeken altijd behulpzaam voor journalisten. Menigmaal mocht ik met hem op stap, maar ik leerde hem nooit echt kennen. Pronk kwam altijd over als een intellectueel, geen gevoelsmens. Alleen heel soms, heel even. We vlogen eens naar een gebied in Noord-Kenia toen plots de raampjes met een dikke zwarte smurrie werden bedekt. De piloot waarschuwde dat we dreigden neer te storten. Na een geslaagde noodlanding ontdeden we ons van de spanningen door te pissen op de landingsbaan en toen klonk de emotie door in Pronks stem. „Het leven is toch wel de moeite waard om te blijven leven”, verzuchtte hij. Maar enkele minuten later, toen de piloot de dop op de olietank had geschroefd, klonk het afstandelijk: „Gelukkig ben ik nog op tijd voor het debat morgen in de Tweede Kamer.”
Lees verder: -Hoe Kofi Annan Pronk liet vallen
-Hoe Pronk Kagame tevergeefs bescherming vroeg voor een dissidente minister
-Hoe Meles Zenawi bij Pronk wilde afstuderen op mensenrechten
Na zijn ministerschappen werd Pronk in 2004 benoemd tot speciale vertegenwoordiger van de VN in Soedan, toen president Omar al-Bashir in Darfur met hulp van de militie Janjaweed een rebellie onderdrukte, een oorlog die Amerika genocide noemde.
Hoe anders zijn de relaties tussen het Westen en het Soedanese regime nu:“ Het is een schande”, zegt hij. “We geven nu steun aan Bashir. De Janjaweed noemen we tegenwoordig grenswachten die met Europese hulp vluchtelingen uit Soedan en Eritrea moeten tegenhouden. Het is geen genocide maar er vindt wel doodslag plaats met Westerse betrokkenheid. Het is geen cynisme, nee het is veel erger. De politiek is nu louter op onszelf gericht. Dat is niet cynisch, de politiek is strategisch naar binnen gekeerd.
“America first, Europe first, Netherlands first, noem maar op. Zoals ze met Griekenland zijn omgegaan. Dat was geen cynisme van (de Nederlandse minister van Financien) Dijsselbloem, dat was berekend Noordwest Europees eigenbelang. Waar de Griekse bevolking de dupe van werd, en dan gaf hij ze de schuld, de slachtoffers krijgen altijd de schuld. De schuld had het internationale financiële systeem, dat bepaalde landen drong in de richting van verkleining van begrotingstekorten, want anders zou je gigantische rentes moeten betalen voor lenigingen die je misschien niets eens zou krijgen. Dat is geen cynisme. Was het maar cynisme. Cynisme is dat je denkt dat het wel niets zal uithalen, nee, dit is berekend eigenbelang”.
Oogkleppen
Was U destijds gewoon niet geweldig naïef?
“Nee. Ik heb nooit met oogkleppen opgelopen. Al degenen die hun ogen sluiten voor de werking van het mondiale kapitalistische systeem, die zijn naïef. Net als degenen die denken dat we vluchtelingen kunnen tegenhouden en dat het alleen om onszelf gaat. Naïef is degene die zijn eigen witte – want dat is het tegenwoordig in Nederland- zijn eigen witte Nederlandse identiteit wil beschermen”.
Pronk had als minister te doen met een arm en hulpbehoeftig Afrika. Ook die tijden lijken voorbij. Maar hij waarschuwt dat het helemaal niet zo goed gaat met Afrika.
“Door de macro-economische groei gaat het velen goed in Afrika. Maar dat geldt niet voor iedereen. In het door het Westen aangevoerde ontwikkelingsproces gaat het vooral om de relatie met de elite en de bovenkant van de middenklasse. Want die zitten op dezelfde markt waar wij ook op zitten. Dus we richten onze steun, onze handel en ontwikkelingshulp vooral op die groepen, niet op de onderkant. Die wordt naar beneden gedrukt en dat leidt tot escalerende conflicten en repressie”.
Het leven van Pronk wordt getekend door grote idealen en diep verraad. Pronk noemt als zijn inspiratoren premier Joop Den Uyl en de econoom Jan Tinbergen. Den Uyl belichaamde de hemelbestormende ambities van de jaren zestig, Tinbergen lanceerde zijn theorieën over mondiale herverdeling van arbeid en rijkdom.
Door idealisme en een rechtvaardig sociaaleconomisch model kon de wereld worden verbeterd, dacht Pronk. Hij wilde een partner zijn bij het oplossen van conflicten in Centraal- en Oost-Afrika en zat om de tafel met de jonge leiders die daar in de jaren tachtig en negentig de macht kregen, zij het vaak met het geweer in de hand: Yoweri Museveni in Oeganda, Meles Zenawi in Ethiopië en Paul Kagame in Rwanda. Met Nederlands geld werden hun idealen gesteund. De wat formele, maar gedreven minister verkreeg met zijn instelling meer respect en invloed in Afrika dan ooit zijn voorgangers of opvolgers. Maar hij werd belazerd door Kagame, in de eigengereide Museveni verloor hij al snel vertrouwen en de Ethiopische premier Meles Zenawi stelde hem diep teleur. Hij liep vast op de weerbarstige werkelijkheid.
Rwanda
De genocide in 1994 in Rwanda is de meest dramatische gebeurtenis uit zijn loopbaan en onderwerp van het eerste deel van zijn memoires. Miljoenen mensen werden afgeslacht, eerst in Rwanda zelf en vervolgens bij een oorlog in buurland Congo. Als een van de allereerste Europese ministers snelde hij naar Rwanda en knoopte een hechte band aan met Paul Kagame, leider van de opstandelingen en nu de president van het land.
Die band is achteraf gezien controversieel te noemen, zeker in het licht van nieuwe publicaties over vermeend moorddadig gedrag van Kagame. Een paar keer schrijft Pronk in zijn boek dat Kagame het vertrouwen heeft beschaamd. Hij belazerde de Nederlandse minister door in 1996 te ontkennen dat zijn soldaten Congo waren binnengevallen en daar hevige strijd voerden. Hoewel wij journalisten de Rwandese soldaten in Oost Congo zagen, bleef Pronk Kagame geloven. En ondanks die leugens bleef hij daarna met hem samenwerken.
“Wat moet je anders? Je van hem afkeren? Het ergste vond ik toen ik hem recht voor de raap vroeg: is je leger in Congo? Hij zei nee. Het enige alternatief is dat je je zo geschoffeerd voelt, dat je je terugtrekt. Dus je blijft samenwerken, om druk uit te oefenen en zoveel mogelijk van de mensenrechten overeind te houden. Maar ja, je hebt te doen met spelers om de macht”.
Na de bijna een miljoen doden tijdens de genocide in Rwanda kwamen nog eens honderdduizenden mensen om in Congo. En Kagame speelde daarbij een hoofdrol. Tijdens die Rwandese inmenging in het buurland trokken honderdduizenden Rwandese vluchtelingen het binnenland van Congo in, achtervolgd door Congolese rebellen en het Rwandese regeringsleger.
“Die vluchtelingen zijn verdwenen en voor een belangrijk deel vermoord. Maar door wie? Ik geloof niet dat Kagame daar continue aanwezig is geweest met zijn leger. Er was een burgeroorlog opgestookt, die nog steeds doorgaat. Daar is Kagame medeverantwoordelijk voor”.
Er bestaan verschillende versies over wat de oorzaak was van de massaslachtingen. Pronk schrijft in zijn boek over een kennelijk geplande massamoord tegen Tutsi’s. In het twee jaar geleden uitgekomen boek Mijn Verhaal van de Belgische ambassadeur Johan Swinnen, zegt hij dat hij daar eigenlijk nooit bewijzen voor heeft gehad. Hoe hard waren die bewijzen dat er een plan klaar lag?
“Niets is hard. Voor een deel is het analyse over wat eraan vooraf ging. Zoals de inval van het RPF leger in Rwanda zelf. Omdat ze ballingen waren in vele landen om Rwanda heen, met name in Oeganda.
“Ik was toen net minister. Ik was van mening dat die inval niet gerechtvaardigd was, ondanks de geschiedenis. Ik was eigenlijk toen wel blij dat die aanval was afgeslagen. Omdat je dan moet zoeken naar een politieke oplossing. En voor mij gold als politieke oplossing onderhandelingen tussen beide partijen. Die onderhandelingen destijds heb ik aangeboden mee te financieren, met als tegenprestatie dat ze ons zouden informeren over het verloop van die onderhandelingen in Arusha.
“Nou die informatie daar die ik kreeg was dat de druk op de regering van Rwanda zelf zodanig was dat de regering wel een beetje ging toegeven, er was enige bereidheid om te komen tot een resultaat. Dus toen het toestel (van president Habyiramana) werd neergeschoten was dat voor mij een verrassing. Ik wist dat het RPF zich behoorlijk hard opstelde. Wat ik niet had voorzien op dat moment was dat er interne druk was op Habyiramana om nog harder op te treden. Al die informatie die wij toen hebben verzameld van talrijke bronnen was dat de aanval was gepleegd van binnenuit.
“Kagame ontkende dat hij er bij betrokken was, en dat was ook de overtuiging van Romeo Dallaire(commandant van de VN troepenmacht in Rwanda), en iedereen van de VN in Kigali. Ook andere landen, behalve van Frankrijk. Ik vraag me af of het ooit met honderd procent zekerheid wordt vastgesteld wie het vliegtuig neerschoot. Het gaat lijken op de vraag is Garang omgebracht of niet. En VN secretaris generaal Dag Hammarskjöd, en de moord op Kennedy. In die categorie. Ik ging er toen van uit dat het van binnenuit was gebeurd”.
Pronk gaat er in zijn boek van uit dat de genocide was gepland.
“Ja. Ik heb dat van de Belgische ambassadeur nooit goed begrepen, hoewel ik accepteer dat hij geen enkele voorkennis er van had. Als ik Dallaire lees dan was er wel voorkennis. Zoals het massaal kopen van machetes. Daar niet tegen optreden. De schuld ligt eigenlijk bij (toenmalig VN secretaris-generaal) Kofi Annan. Die de boodschap onvoldoende serieus nam van Dallaire. En Dallaire heeft niet slechts één keer een e-mailtje gestuurd. Hij heeft constant druk uitgeoefend op New York. De DPKO(Department of Peace Keeping Operations) was te bang voor de lidstaten in de Veiligheidsraad. Hij kwam met voldoende feitelijke gegevens dat hij wist dat er iets werd voorbereid. Het ging niet alleen tegen de Tutsi’s maar ook gematigde Hutu’s. Er werd iets grootschaligs voorbereid. En je kunt niet op zo’n korte termijn zoveel mensen in het hele land ombrengen zonder dat je iets heb voorbereid.
“Er waren planners. Er bestond een systeem op lagere niveaus om mensen aanzetten, of met de radio, om met de terreur mee te doen. Dat was naar mijn mening met voorbedachte rade. Vraag blijft of de aanslag op het toestel daar onderdeel van was.
“Ik heb als een soort journalist aan iedereen alles gevraagd. Maar je moet ook beslissen, dan ben je geen journalist meer. Maar je blijft de vragen houden, maar je moet wel beslissen”.
In praise of blood
Het waren de meest bloedige gebeurtenissen van de vorige eeuw maar wat er precies gebeurde is nog steeds niet in details verteld. De gangbare versie, ook door Pronk aangehangen, is dat radicale Hutu’s in de Rwandese regering alle Tutsi’s probeerden te vermoorden. Kagame en zijn Rwandese Patriottische Front(RPF) maakten een einde aan die genocide. Maar journalist Judi Rever schrijft in haar recent gepubliceerde, controversiële boek In Praise of Blood dat ook Kagame opdracht gaf voor massaslachtingen in Rwanda en later in Congo. Hij zou ook al vóór, tijdens en na de genocide in 1994 grote aantallen mensen hebben omgebracht.
Als ik hem vraag over Judi Revers beschuldigingen, antwoordt hij: “Ik heb daar geen bewijzen voor. Ik stel vast dat het om grotere aantallen gaat dan ik in 1994 dacht. De massaliteit waarover nu sommigen schrijven, daar waren geen aanwijzingen voor”.
Toch kreeg Pronk al in 1994 vrij snel te horen dat het ook aan RPF-zijde niet allemaal deugde.
“Die aanwijzingen waren tamelijk schokkend. Maar dan komt de vraag op of die moorden structureel waren of dat het zeer veel incidenten waren. Dan kom je bij aantallen terecht. Kagame gaf toe dat die dingen gebeurden, maar op een veel kleinere schaal. Wat je tegen elkaar afstreept is dat er aan de ene kant een vooropgezet plan was om een hele bevolkingsgroep uit te moorden, met daar tegenover een inval door een goed geordend leger van Kagame, waar veel wraakoefeningen tegelijkertijd plaatsvinden. Je moet er altijd van uit gaan dat er veel kwaad gebeurt, ook door degenen die je steunt”.
Kagame gaat niet zachtzinnig met zijn tegenstanders om. In Rwanda, in buurlanden en in Kenia en Zuid-Afrika zijn tegenstanders vermoord. In Nederland, België en Engeland houdt zijn geheime dienst dissidenten in de gaten. Eén van de vermoorde tegenstanders is Seth Sendashonga, de ex-minister van binnenlandse zaken die Pronk goed kende.
“Sendashonga was een van de mannen die ik het meest vertrouwde. Ik vond het heel erg toen hij werd ontslagen als minister en dat hij uiteindelijk in 1998 in Kenia is vermoord. Hij had brieven aan Kagame geschreven over kwalijke dingen begaan door het leger. Hij was moedig. Na zijn ontslag in 1995 ben in naar Rwanda gegaan en heb Kagame gezegd dat er niets met Sendashonga mocht gebeuren. ‘Wat denk je wel’, kreeg ik als grimmig antwoord. Maar ik durfde dat te doen. Het was een soort Nederlandse bescherming”.
Na het gesprek met Kagame in 1995 waarin hij hem had gewaarschuwd geen haar op het hoofd van Sendashonga te krenken, faciliteerde Pronk een onderhoud voor mij met Kagame. Het werd een lang gesprek waarin Kagame over het ontslag van Sendashonga zei: “We moesten die rotzooi opruimen om verder te kunnen”. Misschien was Pronks krediet bij Kagame toen al op. Toen ik het interview wilde beëindigen omdat het vliegtuig van Pronk op de luchthaven op mij wachtte, pochte Kagame: “We gaan gewoon door met dit gesprek, want ik ben hier aan de macht. Ik houd Pronks toestel wel voor je tegen”.
Pronks interventie ten spijt werd Sendashonga vermoord.
“Sendashonga is snel naar Kenya gegaan. Ik weet wel dat hij steeds meer verzet ging plegen. Hij werd toen leider van een beweging. Hij werd toen gezien kennelijk als een politiek gevaar. Maar dat moet kunnen. Er werd geschreven, maar daar had ik geen bewijzen voor, dat hij ook ging militariseren. Sendashonga hoorde bij Kagame. Maar je weet het probleem in Afrika, wie wordt er het eerst kalt gestelt? Je naaste medewerkers. Dat is overal gebeurd. In Ethiopia, in Oeganda. Sendashonaga werd gezien als een gevaarlijke politieke opponent, zoals ook de anderen later”.
Na bijna een kwarteeuw worstelt de regio nog steeds met de nasleep van de genocide. Is verzoening na zo’n bloedbad als in 1994 mogelijk?
“Nee dat duurt vier generaties. Zo lang je nog grootouders hebt die verhalen over die periode kunnen vertellen, leeft dat in je. Als je niet meer mensen spreekt die het persoonlijk hebben meegemaakt, dan gaat het geleidelijk aan een andere functie krijgen.
Daarom begrijp ik ook die vrees. En helaas ook het beleid dat is gebaseerd op die vrees. Dat is het overriding beginsel voor Kagame: het voorkomen. Maar dat kan ontaarden dat je ieder afwijkend geluid gaat beschouwen, als oppositie, dan ga je er misbruik van maken. En daarom is het goed dat leiders vertrekken”.
Door controversiële publicaties als die van Judy Rever komt de vraag op of het hoort bij een genocide dat later revisionisten gaan proberen de geschiedenis te herschrijven.
“Ik noem dat geen revisionisten. Maar dat er gebeurtenissen zijn waarvan je vermoedelijk nooit de echte waarheid volledig zal kennen. Maar dan moeten het wel onafhankelijke journalisten en wetenschappers zijn. Geen politieke oppositie”.
Ethiopië
Kagame was niet de enige naaste controversiële medewerker van Pronk in Afrika. Yoweri Museveni van Oeganda bijvoorbeeld, of Meles Zenawi in Ethiopië. De vraag komt op of Pronk dictators aan de macht heeft geholpen.
“Ik heb ze natuurlijk niet aan de macht geholpen. Ik heb ze gesteund. Museveni vond ik al eigengereid in de jaren negentig, een retorisch breedsprakerig mens, alleen geïnteresseerd in zijn eigen gelijk. Ik had mijn vertrouwen in hem al verloren. En ja, Kagame, ik heb hem gesteund, als tegenwicht voor de genocide”.
In 1991 veroverde in Ethiopië de guerrillabeweging van Meles Zenawi de macht. Pronk en de intellectueel Meles konden zich aan elkaar meten, uren debatteerden ze in privé over ontwikkelingen in Afrika. Nadat Pronk hoogleraar aan het Instituut van Sociale studies in Den Haag was geworden, studeerde Meles bij hem af met een scriptie over de “developmental state”, een reflectie van het autoritaire Ethiopische bestuursmodel. Daarna wilde hij zijn masters doen met een proefschrift over mensenrechten.
“Ik heb in premier Meles van Ethiopië altijd een betere Afrikaanse leider gezien. Hij zei we hebben je hulp helemaal niet nodig, dus veel instrumenten had ik niet voor beïnvloeding. Op het allerlaatste moment heeft hij me ongelofelijk teleurgesteld. Dat was in 2005 toen zijn leger op burgers schoot omdat hij de verkiezingen dreigde te verliezen. Ik wilde hem daarna niet meer zien, ik kon het niet meer opbrengen. Tot hij in 2012 heel erg ziek in een hospitaal in Brussel lag. Eerst durfde ik hem daar niet te bezoeken, toen besloot ik toch te gaan maar was hij plots gestorven. En daar heb ik nu weer spijt van, want ik vertrouwde hem meer dan de anderen”.
Soedan
Het meest frustrerend voor Pronk was misschien nog wel zijn tijd als gezant van VN-secretaris-generaal Kofi Annan in Soedan. “Het Vaticaan valt nog gemakkelijker te liberaliseren dan de VN”, vertelde hij me daar nadat hij verstrikt was geraakt in de VN-bureaucratie in Khartoum. Hij werd tegengewerkt in Soedan.
“Ja, dat werd ik zeker”.
Zijn tegenstanders zaten in New York.
“Dat was de DPKO. Eerst viel de operatie onder political affairs. Zodra het vredesakkoord in Soedan was gesloten ging het over naar peace keeping en had ik met heel andere mensen te maken. Ze kenden Afrika niet, en ze waren maar in een paar dingen geïnteresseerd. En niet in vrede, echt. Ze waren geïnteresseerd in louter de militaire aspecten van de operatie. Ik zag de militaire operatie als een stap naar allemaal andere stappen om te komen tot stabilisering, wederopbouw en vrede. En dus ook natievorming. En verzoening. Daar is de DPKO niet in geïnteresseerd.
Het ambtelijk apparaat van de VN in New York was een slangenkuil. Het was moeilijker te overleggen met de bureaucraten in New York dat de autoriteiten in Khartoum. Een aantal van mijn topfunctionarissen in Soedan werd beschuldigd van zelfverrijking. Daardoor achtte het VN-apparaat in Soedan zich verraden door New York. Ik ging naar Annan maar die zei: ‘Ik kan er niets aan doen. Zo functioneert het VN-apparaat nu eenmaal’”.
Opnieuw was Pronk bedrogen. Hij werd persona non grata verklaard door Soedan en zonder fanfare afgevoerd. Ontbrak het de VN aan ballen om daartegen te protesteren?
“Dat is zo. Na mijn ontslag is er gevraagd om een protestbrief. Op laag niveau is er zo’n brief opgesteld, maar ze hebben deze nooit aan Kofi Annan gegeven. Ze frustreerden dat met opzet. Mijn opvolger is verteld niet te hard op te treden tegen de Soedanese president Bashir.”
-Jan Pronk: Strijd rond de Grote Meren, onderhandelen over vrede en recht in het hart van Afrika. De volgende boeken met zijn memoires gaan over Suriname, Indonesië en Soedan.
Johannes Pieter (Jan) Pronk (mei 1940) was in drie kabinetten minister voor Ontwikkelingssamenwerking namens de PvdA: in de periode 1973-1977 (onder premier Den Uyl), 1989-1995 (Lubbers) en 1995-1998 (Kok). In 2013 zegde Pronk zijn PvdA-lidmaatschap op uit onvrede met de koers van de partij.
Alle foto’s zijn van Petterik Wiggers.
Dit verhaal verscheen op 3-7-2018 in verkorte versie in NRC Handelsblad