Eén ding hebben de elites van alle Afrikaanse landen gemeen: ze kennen de weg naar de luchthaven. Maar wat als die weg altijd hopeloos verstopt zit met ronkende files? De Keniaanse overheid vond een oplossing door een luchtweg te bouwen. Op deze Nairobi Expressway ontbreekt het aan voetgangers en fietsen, aan ezels en koeien, en aan handkarren en handelswaar; je zweeft over het asfalt zonder gaten en geniet van een panoramisch uitzicht op de Keniaanse hoofdstad.
„Dit is het beste infrastructuurproject ooit verwezenlijkt in Afrika”, zo prees de Keniaanse transportminister James Macharia de Expressway bij de opening in mei. De weg is met zijn 27 kilometer de langste in de lucht op het continent en misschien ook wel de duurste: 668 miljoen dollar (ongeveer 678 miljoen euro). Het is een tolweg en eigendom van de China Road and Bridge Corporation, dat hem in 27 jaar zal overdragen aan de Keniaanse overheid.
Passagiers misten voorheen hun vluchten, omdat ze over een luttele afstand van dertig kilometer misschien wel drie uur deden. Nu rijdt de bezoeker in nog geen twintig minuten van de luchthaven naar het zakencentrum of het presidentiële paleis. „De weg trekt buitenlandse investeerders aan”, zei minister Macharia.
Zebra’s en gazelles
De Expressway loopt van de luchthaven naar boven de Uhuru Highway, de toegangsweg tot de hoofdstad en de ruggengraat van Nairobi’s transportsysteem. Toen ik een halve eeuw geleden in Kenia aankwam, graasden langs die route naar de stad zebra’s en gazelles. Kenia had toen voor het grootste deel onverharde wegen en slechts één tweebaansweg, de door roze bougainville ingesnoerde centrale Uhuru Highway waarop een paar auto’s tuften, meestal van witte of Arabische eigenaren en zelden van Afrikaanse. Het landelijke leefde nog in Nairobi, het groen domineerde de ruimte, niet de mensen en hun auto’s. Van files had nog niemand gehoord.
Nairobi is, zoals de meeste Afrikaanse hoofdsteden, een jonge, pas rond 1900 gestichte stad. Het was aanvankelijk niet meer dan een gehucht, met straten die in het regenseizoen veranderden in heupdiepe modderkanalen. Op de brede Sixth Avenue, nu de centraal gelegen Kenyatta Avenue, konden de lange ossenwagens – vaak waren er twaalf tot zestien ossen ingespannen – keren. Nu steken de wolkenkrabbers van de Kenyatta Avenue boven de snelweg uit.
Iets verderop laten met roest uitgeslagen golfplatendaken bij het treinstation zich zien. De aanleg in 1895 van de spoorweg van Mombasa aan de Indische Oceaan naar het binnenland luidde het begin van de staat Kenia in. Het hoofdkantoor van de spoorweg werd gevestigd daar waar later de hoofdstad ontstond. Vier ochtenden per week, om precies 11.00 uur, pufte de stoomlocomotief van de kust het station van Nairobi binnen. De zwarte Kenianen dienden op deze tocht van vijfhonderd kilometer te reizen op een houten bank in de derde klas.
De heersende pikorde – wit, Arabier, Indiër en onderaan zwart – gold ook voor Nairobi. De kolonialen maakten er een apartheidsstad van. Ieder sociaal contact tussen de verschillende bevolkingsgroepen was uit den boze, woonwijken werden afgebakend op basis van „ras”. Vlak bij het station ligt het Kipande House. Dat dateert uit 1913 en was lange tijd het hoogste gebouw in de hoofdstad van de Britse kolonie. Daar kreeg ieder zwart persoon zijn identiteitsbewijs, dat hij in een bronzen pashouder als een koebel om zijn nek moest dragen met zijn naam, stamafkomst, baas en salaris. Was hij op kort bezoek in de stad, dan diende hij iedere drie dagen zijn vergunning te vernieuwen.
Tribale enclaves
Witten spraken zwarten niet aan met ‘mijnheer’ maar met ‘boy’. Deze vierderangs burgers zochten onderdak in zogenaamde informele nederzettingen, waar ze zich groepeerden rond hun door de overheid aangewezen stamhoofden in tribale enclaves. Alleen in de rosse buurt Majengo gold geen apartheid, want daar werkten prostituees voor álle afkomsten, inclusief de Aziaten en de Europeanen. Nairobi zou altijd een stad blijven van migranten, weinig ingezetenen noemden het hun „thuis”. Ze droeg de littekens van een meedogenloze scheiding op basis van stam en ras.
Een sociale scheiding heeft de raciale grenzen vervangen. Kenia kent op Brazilië na de grootste kloof tussen arm en rijk. Iedere inwoner van Nairobi leeft in zijn eigen sociale bubbel, afhankelijk van zijn inkomen in plezante woonwijken of in rauwe getto’s.
De Expressway is een metafoor van die ongelijkheid. De kritiek van menig krantencolumnist luidt dat de overheid niet investeerde in een adequaat vervoerssysteem voor iedereen, maar wel in een luchtweg voor de rijken. De tol is hoog [één ritje op de Expressway kost evenveel als vier keer een buskaartje naar de stad].
De invoer van auto’s steeg na de eeuwwisseling jaarlijks met 300 procent, maar de meeste inwoners kunnen zich geen auto veroorloven. Zij lopen. In een dagelijks ritueel net vóór zonsopgang lopen rijen wasemende werkzoekenden met evenveel vastberadenheid als rode mieren van de sloppenwijken naar het stadscentrum of het industriegebied. Als ze werk hebben, gebruiken ze de matatu, privébusjes die de rol van openbaar vervoer vervullen, maar op de Expressway mogen de matatu’s niet komen. En eronder jaagt de politie daklozen weg zodra ze er hun stuk karton neerleggen om te slapen, want het mag er geen vrijplaats voor de armen worden.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd op 26-10-2022 in NRC